Home

Hoge Raad, 01-02-2008, BC3163, 41104

Hoge Raad, 01-02-2008, BC3163, 41104

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 februari 2008
Datum publicatie
1 februari 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC3163
Formele relaties
Zaaknummer
41104

Inhoudsindicatie

Art. 15, lid 7, Wet LB 1964. Werkkleding verhuisbedrijf.

Uitspraak

Nr. 41.104

1 februari 2008

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 mei 2004, nr. P 03/03922, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instantie

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. Het eerste middel klaagt onder meer dat het Hof een te beperkte uitleg heeft gegeven aan de term "bedrijf" (in het samenstel "bedrijf of beroep") als bedoeld in onderdeel 6 van het Besluit van 31 juli 2000, nr. CPP 2000/1223 M (BNB 2000/313). Deze klacht faalt wegens gebrek aan feitelijke grondslag. Het Hof heeft niet miskend dat de term "bedrijf" in onderdeel 6 van dit Besluit niet moet worden uitgelegd als "onderneming", maar als "tak van bedrijvigheid". Waar het Hof spreekt over "het bedrijf van belanghebbende", en over "een bepaald bedrijf", doelt het kennelijk op de door belanghebbende uitgeoefende tak van bedrijvigheid, het verhuisbedrijf.

3.2. De middelen kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2008.