Home

Hoge Raad, 13-06-2008, BD3754, 43292

Hoge Raad, 13-06-2008, BD3754, 43292

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 juni 2008
Datum publicatie
13 juni 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BD3754
Formele relaties
Zaaknummer
43292

Inhoudsindicatie

Art. 229d Gemeentewet. Lokale lastenverlichting (Zalmsnip). Recreatiewoning. Koppeling aan afvalstoffenheffing. Geen aanslag, wel recht op Zalmsnip.

Uitspraak

Nr. 43292

13 juni 2008

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 maart 2006, nr. 04/01678, betreffende na te melden uitspraak ten name van X te Z (hierna: belanghebbende).

1. Het geding in feitelijke instantie

Per brief van 20 juli 2004 heeft belanghebbende verzocht om toekenning van de lokale lastenvermindering over de jaren 1998 tot en met 2004. De heffingsambtenaar van de gemeente Wierden (hierna: de heffingsambtenaar) heeft dit verzoek aangemerkt als een bezwaar tegen de aanslag gemeentelijke heffingen 2004 en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en heeft verstaan dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende voor elk van de jaren 2001, 2002, 2003 en 2004 een aanslag afvalstoffenheffing oplegt tot een bedrag van negatief € 45,38. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Het College heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

3. De toepasselijke verordeningen

In de jaren 2001 tot en met 2004 gold in de gemeente Wierden de Verordening reinigingsheffingen 1999 (hierna: de Verordening), welke onder meer de volgende bepalingen bevat:

HOOFDSTUK II Afvalstoffenheffing.

Artikel 3.

Aard van de belasting

Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1992,551).

Artikel 4.

Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.11 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

2. (...)

Artikel 6a Lokale lastenvermindering.

1. Voor degenen die op 1 januari van het belastingjaar belastingplichtige zijn wordt het bedrag van de belasting, bedoeld in artikel 5, onder 1, verminderd met een bedrag van ƒ 100,00.

2. Indien het bedrag na een vermindering als bedoeld in het eerste lid negatief is, wordt een aanslag tot dit negatieve bedrag vastgesteld.

3. (...).

4. Beoordeling van de middelen

4.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een recreatiebungalow, gelegen in een recreatiepark in de gemeente Q. Hem zijn als eigenaar en gebruiker/bewoner van die bungalow over de jaren 2001 tot en met 2004 onder meer aanslagen forensenbelasting en onroerendezaakbelastingen opgelegd, maar geen aanslagen in de afvalstoffenheffing.

Ingevolge een afspraak tussen de gemeente en het bestuur van het recreatiepark haalt de gemeente het afval dat afkomstig is van de bungalows op het park niet op, maar zorgt het bestuur voor de inzameling en afvoer daarvan.

Het grondgebied waarop het recreatiepark zich bevindt is niet aangewezen als een gebied waar de inzamelverplichting ingevolge artikel 10.11 (sinds 8 mei 2002: artikel 10.21) van de Wet milieubeheer niet geldt.

4.2. Voor het Hof was in geschil, voor zover in cassatie van belang, of belanghebbende over de jaren 2001 tot en met 2004 in aanmerking komt voor de in de Verordening opgenomen lokale lastenvermindering (hierna: Zalmsnip).

4.3. Het Hof is tot een bevestigend antwoord van die vraag gekomen onder meer op grond van zijn oordeel dat de gemeente ten aanzien van de bungalow van belanghebbende een verplichting had tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.11 (met ingang van 8 mei 2002: artikel 10.21) van de Wet milieubeheer. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting; de wet biedt geen steun aan het betoog van middel 2 dat de vorenbedoelde inzamelplicht ontbreekt nu het recreatiepark waarin de bungalow is gelegen, zelf zorgdraagt voor het inzamelen en afvoeren van de huishoudelijke afvalstoffen die in het park ontstaan. 's Hofs oordeel kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Middel 2 faalt derhalve.

4.4. Middel 1 berust op de opvatting dat ingevolge artikel 229d van de Gemeentewet de Zalmsnip slechts kan worden verleend in gevallen waarin daadwerkelijk de belasting of het recht wordt geheven waaraan die vermindering in de desbetreffende gemeentelijke verordening is verbonden. Die opvatting vindt geen steun in de bewoordingen van dat artikel; volgens die bewoordingen is beslissend of iemand bij het begin van het kalenderjaar belastingplichtig is voor die belasting of dat recht. Het Hof heeft derhalve met juistheid geoordeeld dat, nu belanghebbende voor de onderhavige jaren belastingplichtig was voor de afvalstoffenheffing, hij over die jaren aanspraak heeft op de Zalmsnip, en dat daaraan niet afdoet dat in feite geen afvalstoffenheffing kan worden geheven omdat de gemeente niet voldoet aan haar inzamelplicht. Ook middel 1 faalt derhalve.

5. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en C. Schaap, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2008.

Van de gemeente Wierden wordt ter zake van het door het College ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 433.