Home

Hoge Raad, 08-05-2009, BI2929, 07/11265

Hoge Raad, 08-05-2009, BI2929, 07/11265

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 mei 2009
Datum publicatie
8 mei 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BI2929
Formele relaties
Zaaknummer
07/11265

Inhoudsindicatie

Art. 7 en 30 Invorderingswet 1990, verzoek om betaling geheel toe te rekenen aan invorderingsrente afgewezen. Geen bezwaar en beroep bij belastingrechter mogelijk.

Uitspraak

Nr. 07/11265

8 mei 2009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 27 juli 2007, nr. 196/01, betreffenden een beschikking invorderingsrechte d.d. 3 januari 2001.

1. Het geding in feitelijke instantie

Naar aanleiding van een door belanghebbende gedane betaling is bij beschikking de in rekening gebrachte invorderingsrente vastgesteld.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De Ontvanger heeft bij uitspraak beslist dat de beschikking invorderingsrente wordt gehandhaafd.

Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Ontvanger vernietigd en het bezwaar van belanghebbende alsnog niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

Indien de ontvanger het bedrag dat de belastingschuldige aan hem betaald heeft voor een deel als belasting aanmerkt, en voor het overige als invorderingsrente, staat alleen bezwaar open tegen de beschikking waarbij het bedrag van de betaalde invorderingsrente wordt vastgesteld (artikel 30, lid 1, eerste volzin, van de Invorderingswet 1990). Het rechtsmiddel van bezwaar tegen een dergelijke beschikking is slechts opengesteld om de ontvanger te doen beslissen of het bedrag van de invorderingsrente moet worden verlaagd. Voor zover belanghebbendes bezwaar was gericht tegen de voormelde beschikking had de Ontvanger belanghebbende niet-ontvankelijk moeten verklaren in diens bezwaar, nu dat niet strekte tot verlaging van het bedrag van de invorderingsrente (vgl. HR 9 november 1983, nr. 22098, BNB 1984/227). Belanghebbende bepleitte immers juist dat een groter deel van het door hem betaalde bedrag als invorderingsrente zou moeten worden aangemerkt.

Voor zover belanghebbendes bezwaar was gericht tegen die wijze van toerekening is het eveneens niet-ontvankelijk, omdat tegen die beslissing geen bezwaar (en beroep bij de belastingrechter) openstaat.

De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2009.