Hoge Raad, 20-11-2009, BK3804, 07/10559
Hoge Raad, 20-11-2009, BK3804, 07/10559
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 november 2009
- Datum publicatie
- 20 november 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BK3804
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2007:BA8973, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 07/10559
Inhoudsindicatie
Douanerechten. Tariefindeling. Post 8471 60 90 of 8528 30 05 van de GN. Algemene indelingsregel 2a. LCD-projector die als eenheid dient binnen een voor automatisch gegevensverwerkend systeem; maakt mogelijkheid tot inbouw van videoboard/connectorplaat na de invoer dat LCD-projector (mede) moet worden aangemerkt als een videoprojector?
Uitspraak
Nr. 07/10559
20 november 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van G B.V. (voorheen X B.V.) te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 juni 2007, nr. 02/4671 DK, betreffende uitnodigingen tot betaling van douanerechten.
1. Het geding in feitelijke instantie
Van belanghebbende zijn bij op één aanslagbiljet van 26 juli 2002 verenigde uitnodigingen tot betaling douanerechten geheven. De uitnodigingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur en de uitnodiging tot betaling met betrekking tot één aangifte vernietigd, en de uitspraken en de uitnodigingen met betrekking tot de andere aangiften gehandhaafd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. R.M.P.G. Niessen-Cobben, advocaat te Rotterdam.
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 19 februari 2009, Kamino International Logistics B.V., C-376/07. Aangezien de reactie van belanghebbende buiten de gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende, douane-expediteur, heeft in de periode 4 november 1997 tot en met 8 juli 1999 in opdracht van C1 B.V. diverse aangiften voor het vrije verkeer gedaan van zogeheten multimedia video data LCD-projectoren (hierna: de goederen) met vermelding van post 8471 60 90 van de Gecombineerde nomenclatuur (hierna: de GN). Voor goederen die onder deze post worden ingedeeld, gold voor de heffing van douanerechten een tarief van 0 percent. De goederen zijn met toepassing van dit tarief voor het vrije verkeer vrijgegeven.
3.1.2. Na een controle achteraf heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de goederen moeten worden ingedeeld onder post 8528 30 05 van de GN waarvoor in 1997, 1998 en 1999 een douanerecht van respectievelijk 10,5 percent, 7 percent en 3,5 percent gold. De Inspecteur heeft daarop de meer verschuldigde douanerechten van belanghebbende nagevorderd.
3.1.3. De goederen waren bestemd om als uitvoereenheid van een automatische gegevensverwerkende machine (computer) data op een scherm te projecteren. De afmetingen van de goederen bedroegen 24,8 cm (lengte), 10 cm (diepte) en 33 cm (breedte). De goederen waren voorzien van een 15 pin digitaal RGB interface voor de aansluiting op computers. Voorts produceerden zij een beeld met een helderheid van meer dan 500 Lumen (meestal 800 Lumen). Het beeld werd opgebouwd uit een matrix van puntjes (pixels). De resolutie van de LCD-panels in de projectoren kwam overeen met de super video graphics array (SVGA) resolutie die standaard was bij computermonitoren: 800 x 600 pixels.
De goederen werden ingevoerd zonder externe of interne aansluitmogelijkheden, bekabeling of schakeling die nodig zouden zijn om videosignalen te ontvangen. Om dit laatste mogelijk te maken moest een connectorplaat (videoboard) worden toegevoegd. Hiertoe moest het achterste plaatje van de goederen worden verwijderd evenals de bovenkant, een connectorplaat worden toegevoegd en verbinding met het moederboard worden gemaakt.
De goederen werden op de zakelijke markt gebruikt voor multimedia presentaties.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de goederen op het moment van invoer als uitvoereenheden voor automatische gegevensverwerkende machines van post 8471 fungeren en op dat moment alleen digitale signalen kunnen ontvangen. Zij kunnen echter na de invoer, aldus het Hof, door middel van een relatief eenvoudige inbouw van de connectorplaat eveneens geschikt worden gemaakt om te werken als videoprojectietoestellen, zoals die in post 8528 worden genoemd. Daarmee is de videofunctie ten tijde van de invoer reeds aanwezig, zodat naar het oordeel van het Hof de goederen reeds dan de essentiële kenmerken van een videoprojectietoestel vertonen. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat met toepassing van de algemene indelingsregel 2a de goederen vatbaar zijn voor indeling onder zowel post 8471 60 90 als post 8528 30 05 van de GN, en dat de goederen op grond van de algemene indelingsregel 3c onder post 8528 30 05 van de GN moeten worden ingedeeld.
3.3.1. Middel I richt zich tegen deze oordelen met onder meer het betoog dat het Hof ten onrechte de algemene indelingsregel 2a toepasselijk heeft geacht.
3.3.2. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft geoordeeld dat volgens de algemene indelingsregel 2a een niet-compleet of niet-afgewerkt product bij de tariefindeling gelijkgesteld dient te worden met een compleet of afgewerkt product, voor zover het de essentiële kenmerken daarvan vertoont. Het aanwezige deel van het product moet voldoende groot of belangrijk zijn om het product een van zijn essentiële kenmerken te verlenen (onder meer HvJ EG 27 september 2007, Medion AG en Canon Deutschland GmbH, C-208/06 en C-209/06, Jurispr. blz. I-07963, punt 38).
Uit punt 40 van dit arrest van het Hof van Justitie moet worden afgeleid dat de functie van een product die ten tijde van de invoer nog niet door de producent is geactiveerd, onder voorwaarden kan worden beschouwd als een in de vorige alinea bedoeld essentieel kenmerk van het product, indien de producent erin heeft voorzien dat de functie gemakkelijk kan worden geactiveerd en deze activering in de aan de koper van het product verstrekte gebruiksaanwijzing wordt uitgelegd. Indien die procedure niet in de handleiding is opgenomen, kan de desbetreffende functie slechts als essentieel kenmerk van het product worden beschouwd, indien de manipulatie gemakkelijk kan worden verricht door een gebruiker die niet over bijzondere bekwaamheden beschikt en zonder dat het product daarbij materiële wijzigingen ondergaat; het is aldus noodzakelijk dat het product vóór de activering van de functie voorzien is van een structuur die het merendeel van de kenmerken van deze functie bevat en dat aan de elementen waarmee zij kan worden geactiveerd geen extern materiaal hoeft te worden toegevoegd.
Videoprojectoren die tot postonderverdeling 8528 30 05 behoren, hebben als essentieel kenmerk dat zij van buiten inkomende videosignalen kunnen ontvangen en weergeven. In het onderhavige geval kan de videofunctie van de goederen slechts worden geactiveerd door inbouw van een connectorplaat in de goederen. De manipulatie als bedoeld in punt 40 van het aangehaalde arrest van het Hof van Justitie houdt derhalve in dat extern materiaal moet worden toegevoegd ten gevolge waarvan de goederen een materiële wijziging ondergaan. Dit laatste leidt tot de conclusie dat aan de goederen ten tijde van de invoer een essentieel kenmerk ontbrak van een goed vallend onder post 8528 30 05 van de GN. De goederen waren derhalve niet vatbaar voor indeling onder voornoemde post. 3.4. Gelet op het hiervoor in 3.3 overwogene slaagt middel I in zoverre. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De middelen behoeven voor het overige geen behandeling. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover in geding zijnde uitnodigingen tot betaling en uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd,
vernietigt de uitspraken van de Inspecteur met betrekking tot die uitnodigingen tot betaling en die uitnodigingen tot betaling zelf,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 428, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2009.