Home

Hoge Raad, 05-02-2010, BL1949, 09/02245

Hoge Raad, 05-02-2010, BL1949, 09/02245

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
5 februari 2010
Datum publicatie
5 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BL1949
Formele relaties
Zaaknummer
09/02245

Inhoudsindicatie

Art. 16 Wet WOZ; art. 2, lid 1, aanhef en letter b, Uitv.reg. uitgezonderde objecten Wet WOZ. Ondergrond van gebouwd eigendom wordt gerekend tot gebouwd eigendom.

Uitspraak

Nr. 09/02245

5 februari 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 april 2009, nr. 07/00316, betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ).

1. Het geding in feitelijke instanties

Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 vastgesteld.

Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Heeze-Leende bij uitspraak de waarde op een lager bedrag vastgesteld.

De Rechtbank te 's-Hertogenbosch (nr. AWB 06/869) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de bij beschikking vastgestelde waarde verminderd.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1.1. Op grond van artikel 2, lid 1, aanhef en letter b, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken wordt bij de bepaling van de waarde buiten aanmerking gelaten de waarde van één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, lid 3, aanhef en letter b, van die wet bedoelde voorwaarden. Daarbij wordt een uitzondering gemaakt voor de gebouwde eigendommen die op een dergelijke onroerende zaak voorkomen.

3.1.2. Het Hof heeft geoordeeld dat tot een gebouwd eigendom in vorenbedoelde zin ook de ondergrond van de opstallen moet worden gerekend, zodat de waarde van die ondergrond bij de waardering van de gebouwde eigendommen niet buiten aanmerking mag blijven. Hiertegen richt zich middel 1.

3.1.3. Het middel faalt, aangezien dit oordeel van het Hof juist is. In artikel 16, aanhef en letter a, van de Wet WOZ is bepaald dat een gebouwd eigendom voor de toepassing van deze wet als één onroerende zaak wordt aangemerkt. Volgens de wetsgeschiedenis wordt ook de ondergrond tot de gebouwde eigendom gerekend (Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 41). Dit sluit aan bij de regeling voor de onroerendezaakbelastingen, waaraan deze bepaling in de Wet WOZ volgens diezelfde wetsgeschiedenis is ontleend. In de definitie van onroerende zaak in artikel 1, aanhef en letter c, van het Besluit gemeentelijke onroerende-zaakbelastingen was uitdrukkelijk bepaald dat tot een gebouwd eigendom ook de ondergrond daarvan behoort. In het wetsvoorstel 21 591 tot wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de materiële belastingbepalingen was deze regeling aanvankelijk ongewijzigd overgenomen in het voorgestelde artikel 219a van de Gemeentewet. Op voorstel van de VNG is deze omschrijving bij Nota van wijziging (Kamerstukken II 1990/91, 21 591, nr. 8) beperkt tot "een gebouwd eigendom". Uit de Memorie van Antwoord (Kamerstukken II 1990/91, 21 591, nr. 7, blz. 21) blijkt dat daarmee geen inhoudelijke wijziging is beoogd:

"Wij menen dat de door de VNG voorgestelde tekst inderdaad een vereenvoudiging van de objectafbakening betekent, terwijl de afbakening inhoudelijk toch dezelfde blijft. Wij nemen het voorstel van de VNG derhalve graag over. De nadere precisering van de begrippen gebouwd en ongebouwd eigendom zullen daardoor vervallen."

Deze uitleg is ook in overeenstemming met de bewoordingen van artikel 16 van de Wet WOZ, in aanmerking genomen dat volgens de hoofdregel van artikel 5:20, lid 1, aanhef en letter e, BW de eigendom van de grond mede de eigendom omvat van gebouwen die duurzaam met de grond zijn verenigd. Er bestaat geen aanleiding om aan het begrip gebouwde eigendommen in de hiervoor in 3.1.1 genoemde bepaling een andere uitleg te geven.

3.2. De overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2010.