Hoge Raad, 15-10-2010, BM8053, 09/00434
Hoge Raad, 15-10-2010, BM8053, 09/00434
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2010
- Datum publicatie
- 15 oktober 2010
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BM8053
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM8053
- Zaaknummer
- 09/00434
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Motiveringsklacht verworpen.
Uitspraak
Nr. 09/00434
15 oktober 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X-Y te Z, Denemarken (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 december 2008, nr. 05/00112, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd.
De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 11 mei 2010 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Middel 4 bevat onder meer de klacht dat het Hof zonder dit te motiveren eraan is voorbijgegaan dat de Inspecteur in zijn verweerschrift en in zijn conclusie van dupliek voor het Hof heeft opgemerkt dat hij bij de behandeling van de aangifte over het jaar 2000 heeft gesignaleerd dat in 1999 geen recht op aftrek van lijfrentepremie bestond, omdat de lijfrente niet is bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van (een gedeelte van) een onderneming. Het middel betoogt dat de Inspecteur de aftrek van lijfrentepremie in het jaar 1999 had moeten corrigeren, zodat in 2001 geen bijtelling van negatieve persoonlijke verplichtingen kan plaatsvinden.
3.2. Uit 's Hofs uitspraak of de stukken van het geding blijkt niet dat belanghebbende het in het middel gestelde omtrent het ontbreken van een recht op aftrek in 1999 voor het Hof als haar stelling heeft aangevoerd. De motiveringsklacht kan derhalve niet tot cassatie leiden.
3.3. De middelen kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2010.