Home

Hoge Raad, 15-10-2010, BO0402, 09/04806

Hoge Raad, 15-10-2010, BO0402, 09/04806

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 oktober 2010
Datum publicatie
15 oktober 2010
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BO0402
Formele relaties
Zaaknummer
09/04806

Inhoudsindicatie

Boetebeschikking. Ambtshalve vermindering. De Minister van Financiën bepleit in verweerschrift een varmindering van de boete.

Uitspraak

Nr. 09/04806

15 oktober 2010

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 oktober 2009, nrs. BK-09/00128 en BK-09/00129, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2001 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, alsmede een boete. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur verminderd.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank te 's-Gravenhage.

De Rechtbank (nr. AWB 07/8805 OB) heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag en de boete verder verminderd.

Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag en de boete verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie

In zijn verweerschrift in cassatie heeft de Minister onder meer het volgende gesteld:

"De uiteindelijk gehandhaafde boete van € 967 strekt zich mede uit over de correcties welke hun grond vinden in het BUA (totaal groot € 3.149) en het ambtshalve teruggegeven bedrag van € 1.001.

Met betrekking tot de BUA correcties - privé gebruik auto's, telefoon, huisvesting en representatie - kan naar mijn mening in het licht van de gestelde prejudiciële vragen worden volgehouden dat het om een pleitbaar standpunt gaat. Ten aanzien van het nageheven ambtshalve teruggegeven bedrag kan worden verwezen naar het arrest van uw Raad van 16 januari 2009, nr. 42746, V-N 2009/6.8., waaruit blijkt dat voor een boete dienaangaande geen wettelijke grond bestaat.

Mitsdien kan de boete worden verminderd met een bedrag van (...) € 374,-, zodat aan op te leggen boete resteert een bedrag van € 593,-.

In zoverre komt het ingestelde cassatieberoep mij gegrond voor."

Gelet op het aldus door de Minister aangevoerde acht de Hoge Raad termen aanwezig te oordelen dat 's Hofs uitspraak niet in stand kan blijven. Aangezien het beroep in cassatie leidt tot vernietiging van 's Hofs uitspraak, moet het gegrond worden verklaard. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

5. Proceskosten

De Minister van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, enkel voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking,

vermindert de boete tot € 593,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 447, en

veroordeelt de Minister van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 437 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2010.