Hoge Raad, 07-12-2010, BO1281, 09/00141
Hoge Raad, 07-12-2010, BO1281, 09/00141
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 7 december 2010
- Datum publicatie
- 7 december 2010
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BO1281
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO1281
- Zaaknummer
- 09/00141
Inhoudsindicatie
Bevestiging vonnis. Aan verdachte is de oproeping om te verschijnen op de tz. in h.b. naar aanleiding waarvan het bestreden arrest is gewezen, tijdig en op de bij de wet voorgeschreven wijze betekend. Blijkens het p-v t.t.z. is verdachte aldaar niet verschenen. Gelet op dit e.e.a. heeft het Hof kennelijk aangenomen, hetgeen niet onbegrijpelijk is, dat verdachte geen t.t.z. van de Pr gevoerd verweer in h.b. wenste te handhaven. Daarom was het Hof niet gehouden bepaaldelijk te beslissen op een eventueel in e.a. gevoerd verweer. Conclusie AG: anders.
Uitspraak
7 december 2010
Strafkamer
Nr. 09/00141
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 maart 2004, nummer 23/001297-03, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 1 tenlastegelegde en de opgelegde straf en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden nu het Openbaar Ministerie bij de betekening van de verstekmededeling inzake de bestreden uitspraak niet de nodige voortvarendheid heeft betracht.
2.2. Het middel klaagt daarover terecht. Tot cassatie behoeft dit evenwel niet te leiden, nu gelet op de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 700,-, subsidiair 14 dagen hechtenis, waarvan € 350,- subsidiair 7 dagen hechtenis voorwaardelijk, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, er geen aanleiding is om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad zal met dat oordeel volstaan.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof door het vonnis van de Politierechter te bevestigen de juistheid van het door de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg ten aanzien van feit 1 gevoerde verweer in het midden heeft gelaten waardoor de bewezenverklaring van het opzet niet toereikend is gemotiveerd.
3.2. Aan de verdachte is de oproeping om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep naar aanleiding waarvan het bestreden arrest is gewezen, tijdig en op de bij de wet voorgeschreven wijze betekend. Blijkens het proces-verbaal van die terechtzitting is de verdachte aldaar niet verschenen. Gelet op dit een en ander heeft het Hof kennelijk aangenomen, hetgeen niet onbegrijpelijk is, dat de verdachte geen ter terechtzitting van de Politierechter gevoerd verweer in hoger beroep wenste te handhaven. Daarom was het Hof niet gehouden bepaaldelijk te beslissen op een eventueel in eerste aanleg gevoerd verweer.
3.3. Reeds om deze reden faalt het middel.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 7 december 2010.