Hoge Raad, 12-11-2010, BO3629, 10/00500
Hoge Raad, 12-11-2010, BO3629, 10/00500
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 november 2010
- Datum publicatie
- 12 november 2010
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BO3629
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHLEE:2009:BK7396, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 10/00500
Inhoudsindicatie
Artikel 6.17, lid 1, aanhef en onder a, juncto lid 2, Wet IB 2001. Moet op een hulpmiddel (scootmobiel) worden afgeschreven?
Uitspraak
Nr. 10/00500
12 november 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 18 december 2009, nr. 4/09, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 07/2686) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende heeft in 2005 in verband met zijn invaliditeit een scootmobiel aangeschaft ten bedrage van € 5840. Hij heeft daarvoor geen vergoeding ontvangen.
3.1.2. Belanghebbende heeft bij zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2005 het volledige bedrag van € 5840 als kosten van een hulpmiddel tot zijn buitengewone uitgaven gerekend. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts de afschrijvingskosten daartoe behoren.
3.2. Het Hof heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld. Daartegen richten zich de klachten van belanghebbende.
3.3.1. De uitgaven voor een betrekkelijk kostbaar hulpmiddel dat gedurende een reeks van jaren kan worden gebruikt, kunnen slechts dan in het jaar van aanschaf volledig tot de buitengewone uitgaven worden gerekend indien dat hulpmiddel specifiek aan de situatie van de gebruiker is aangepast en dientengevolge geen of slechts een geringe marktwaarde heeft. In andere gevallen dient slechts de waardeverandering die het hulpmiddel als gevolg van het gebruik in verband met de ziekte of invaliditeit ondergaat, tot de buitengewone uitgaven te worden gerekend.
3.3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de scootmobiel ook na het jaar van aanschaf (een deel van) zijn waarde behoudt, hetgeen mede blijkt uit de tweedehandsmarkt voor scootmobielen, en voorts dat de Inspecteur de afschrijving voor het jaar 2005 niet op een te laag bedrag heeft vastgesteld. Deze oordelen, waarin besloten ligt dat de scootmobiel niet specifiek aan de situatie van belanghebbende was aangepast, geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. De tegen die oordelen gerichte klachten falen derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2010.