Home

Hoge Raad, 07-01-2011, BL0225, 09/00928

Hoge Raad, 07-01-2011, BL0225, 09/00928

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 januari 2011
Datum publicatie
7 januari 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BL0225
Formele relaties
Zaaknummer
09/00928

Inhoudsindicatie

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, zie ook het arrest 09/00617.

Uitspraak

Nr. 09/00928

7 januari 2011

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X3 B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Breda van 28 januari 2009, nr. AWB 07/2983, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Het geding in feitelijke instantie

Aan belanghebbende is voor het boekjaar 2003/2004 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank.

De Rechtbank heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 22 december 2009 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel

Het middel faalt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 09/00617 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerde versie aan dit arrest is gehecht.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C.B. Bavinck als voorzitter, en de raadsheren A.R. Leemreis, J.A.C.A. Overgaauw, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2011.