Home

Hoge Raad, 25-02-2011, BP5530, 07/13304bis

Hoge Raad, 25-02-2011, BP5530, 07/13304bis

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 februari 2011
Datum publicatie
25 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BP5530
Formele relaties
Zaaknummer
07/13304bis

Inhoudsindicatie

Douanerechten. Artikel 33, aanhef en letter f, van het Communautair douanewetboek. Leveringsconditie DDP. Nagevorderde douanerechten maken geen deel uit van de douanewaarde indien de verkooptransactie onder de conditie 'delivered duty paid’ plaatsvond. Daaraan doet niet af dat verkoper en koper bij het vaststelling van de koopprijs - ten onrechte - ervan zijn uitgegaan dat geen douanerechten verschuldigd zouden worden. Eindarrest na HvJ 15 juli 2010, Gaston Schul BV, C-354/09.

Uitspraak

nr. 07/13304bis

25 februari 2011

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van Gaston Schul B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 oktober 2007, nr. 07/73 DK, betreffende uitnodigingen tot betaling van douanerechten, na beantwoording van de door de Hoge Raad bij na te melden arrest aan het Hof van Justitie gestelde vraag.

1. Ontstaan en loop van het geding

Voor een overzicht van het ontstaan en de loop van het geding tot aan het door de Hoge Raad in dit geding gewezen arrest van 14 augustus 2009, nr. 07/13304, LJN BJ5120, BNB 2009/294, wordt verwezen naar dat arrest, waarbij de Hoge Raad aan het Hof van Justitie heeft verzocht een prejudiciële beslissing te geven over de in dat arrest geformuleerde vraag.

Bij arrest van 15 juli 2010, Gaston Schul B.V., C-354/09, BNB 2011/15, heeft het Hof van Justitie, uitspraak doende op die vraag, voor recht verklaard:

De in artikel 33 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek gestelde voorwaarde dat invoerrechten "onderscheiden" zijn van de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor de ingevoerde goederen is vervuld, wanneer de contractpartijen overeengekomen zijn dat de goederen DDP ("Delivered Duty Paid") zullen worden geleverd en zij deze vermelding op de douaneaangifte hebben ingeschreven, maar zij wegens een vergissing inzake de oorsprong van die goederen geen bedrag aan invoerrechten hebben vermeld.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op dit arrest.

Zowel belanghebbende als de Minister van Financiën heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

2. Nadere beoordeling van het middel

2.1. Het middel slaagt op grond van hetgeen in het hiervoor onder 1 vermelde arrest van het Hof van Justitie voor recht is verklaard. Uit de in cassatie vaststaande feiten - hiervoor wordt verwezen naar het onder 1 vermelde arrest van de Hoge Raad - volgt dat in het onderhavige geval de in de verklaring voor recht omschreven voorwaarde is vervuld.

2.2. Gelet op het hiervoor overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

3. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur voor zover die betrekking hebben op de in cassatie in geding zijnde uitnodigingen tot betaling,

vermindert die uitnodigingen tot betaling overeenkomstig het overzicht opgenomen in 4.1 van de uitspraak van het Hof, tot op een bedrag van in totaal € 255.225,39,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 428, alsmede het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van € 422, derhalve in totaal € 850,

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en

veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1207,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2011.