Home

Hoge Raad, 04-10-2011, BT2190, 10/04678 B

Hoge Raad, 04-10-2011, BT2190, 10/04678 B

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
4 oktober 2011
Datum publicatie
4 oktober 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BT2190
Formele relaties
Zaaknummer
10/04678 B
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 552a, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 552d

Inhoudsindicatie

Beklag ex art. 552a. Art. 522d Sv. Ontvankelijkheid cassatieberoep. In art. 552d Sv is onder “een beschikking ingevolge art. 552a” te verstaan een eindbeschikking, dat wil zeggen een beschikking waarbij een beklag a.b.i. art. 552a Sv wordt afgewezen of gegrond verklaard wordt en het gerecht ingevolge art. 552a.7 Sv de daarmede overeenkomende last geeft. In de bestreden beschikking heeft de Rechtbank het beklag afgewezen noch gegrond verklaard met de daarmede overeenkomende last doch heeft de Rechtbank het onderzoek heropend, zodat deze beschikking te beschouwen is als een tussenbeschikking (vgl. HR LJN AC9669). Aangezien art. 552d Sv noch enige andere wetsbepaling voorziet in afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking als de onderhavige, kan de klager in het ingestelde beroep niet worden ontvangen.

Uitspraak

4 oktober 2011

Strafkamer

nr. 10/04678 B

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Dordrecht van 11 oktober 2010, nummer RK 10/131, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. M.J. Smit, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het cassatieberoep.

2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1. De Rechtbank heeft ten aanzien van een door de klaagster ingediend klaagschrift strekkende tot teruggave van het inbeslaggenomene beslist dat (i) het gesloten onderzoek wordt heropend, (ii) het onderzoek in de zaak voor onbepaalde tijd wordt geschorst en de zaak wordt verwezen naar de Rechter-Commissaris teneinde een nadere selectie te (laten) maken van het inbeslaggenomene, (iii) het onderzoek op een nader te bepalen datum zal worden hervat en voorts de oproeping bevolen van onder meer klaagster en haar raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek zal worden hervat.

2.2. Ingevolge art. 552d Sv kan tegen een op de voet van art. 552a Sv gegeven beschikking door het Openbaar Ministerie en door de klager beroep in cassatie worden ingesteld.

2.3. In art. 552d Sv is onder "een beschikking ingevolge art. 552a" te verstaan een eindbeschikking, dat wil zeggen een beschikking waarbij een beklag als bedoeld in art. 552a Sv wordt afgewezen of een beschikking waarin dit beklag gegrond verklaard wordt en het gerecht ingevolge het zevende lid van art. 552a Sv de daarmede overeenkomende last geeft.

2.4. In de hiervoor onder 2.1 genoemde beschikking heeft de Rechtbank, anders dan in de schriftuur is betoogd, het - op art. 552a Sv steunende - beklag noch afgewezen noch gegrond verklaard met de daarmede overeenkomende last doch heeft de Rechtbank het onderzoek heropend, zodat deze beschikking te beschouwen is als een tussenbeschikking (vgl. HR 20 januari 1987, LJN AC9669, NJ 1987/892).

2.5. Aangezien noch art. 552d Sv noch enige andere wetsbepaling voorziet in afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking als de onderhavige, kan de klaagster in het ingestelde beroep niet worden ontvangen.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2011.