Home

Parket bij de Hoge Raad, 04-10-2011, BT2190, 10/04678 B

Parket bij de Hoge Raad, 04-10-2011, BT2190, 10/04678 B

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
4 oktober 2011
Datum publicatie
4 oktober 2011
Annotator
ECLI
ECLI:NL:PHR:2011:BT2190
Formele relaties
Zaaknummer
10/04678 B

Inhoudsindicatie

Beklag ex art. 552a. Art. 522d Sv. Ontvankelijkheid cassatieberoep. In art. 552d Sv is onder “een beschikking ingevolge art. 552a” te verstaan een eindbeschikking, dat wil zeggen een beschikking waarbij een beklag a.b.i. art. 552a Sv wordt afgewezen of gegrond verklaard wordt en het gerecht ingevolge art. 552a.7 Sv de daarmede overeenkomende last geeft. In de bestreden beschikking heeft de Rechtbank het beklag afgewezen noch gegrond verklaard met de daarmede overeenkomende last doch heeft de Rechtbank het onderzoek heropend, zodat deze beschikking te beschouwen is als een tussenbeschikking (vgl. HR LJN AC9669). Aangezien art. 552d Sv noch enige andere wetsbepaling voorziet in afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking als de onderhavige, kan de klager in het ingestelde beroep niet worden ontvangen.

Conclusie

Nr. 10/04678 B

Mr. Knigge

Zitting: 13 september 2011

Conclusie inzake:

[Klaagster]

1. De Rechtbank te Dordrecht heeft ten aanzien van een door klaagster ingediend beklag strekkende tot teruggave aan haar van inbeslaggenomen bestanden beslist dat (i) het gesloten onderzoek ter terechtzitting wordt heropend; (ii) het onderzoek in de zaak voor onbepaalde tijd wordt geschorst en de zaak wordt verwezen naar de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde een nadere selectie te (laten) maken van de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers; (iii) het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum zal worden hervat en voorts de oproeping bevolen van onder meer klaagster en haar raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat.

2. Tegen deze beschikking is namens klaagster cassatieberoep ingesteld.(1)

3. Namens klaagster heeft mr. M.J. Smit, advocaat te Dordrecht, drie middelen van cassatie voorgesteld.

4. Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

4.1. Het cassatieberoep keert zich tegen de beschikking van de Rechtbank te Dordrecht van 11 oktober 2010. Deze beschikking houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

"De rechtbank overweegt als volgt.

Op grond van een vordering naar aanleiding van de in haar handen gestelde Mauritiaanse rechtshulpverzoeken heeft de rechter-commissaris beslag gelegd. Dit beslag berust op grond van artikel 552p, tweede lid Sv onder haar in afwachting van verkregen verlof van de rechtbank. Het is de rechtbank ambtshalve - zij verwijst naar het procesverloop dat onder 1 is weergegeven - bekend dat dergelijk verlof niet is verleend. De behandeling van de vordering daartoe is immers aangehouden.

Tot op heden heeft geen nadere selectie van de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers, waaronder de privébestanden van klaagster, plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat het voor een behoorlijke oordeelsvorming noodzakelijk is dat eerst door de rechter-commissaris, middels inschakeling van de Rijksrecherche, een nadere selectie van de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers wordt gemaakt.

Derhalve zal de rechtbank de stukken in handen van de rechter-commissaris stellen. Zij kan de Rijksrecherche inschakelen ter (nadere) selectie van de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers, mits deze een zodanig gedetailleerd proces-verbaal van voornoemde selectie opmaakt dat de rechtbank en de procespartijen hier hun standpunten omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers op kunnen baseren.

Tevens dient de Rijksrecherche zich omtrent de feitelijk in haar handen zijnde voorwerpen/gegevens(dragers) uitsluitend met de rechter-commissaris te verstaan en uitsluitend aan haar het proces-verbaal van de nadere selectie te verstrekken, waardoor de officier van justitie niet in strijd met artikel 552p, tweede lid Sv over voornoemd beslag zal kunnen beschikken.

De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman om daarbij namens klager aanwezig te mogen zijn af nu het aan de rechter-commissaris is, al dan niet middels inschakeling van de Rijksrecherche, een nadere selectie te maken.

3. Beslissing

De rechtbank:

- heropent het gesloten onderzoek ter terechtzitting;

- schorst het onderzoek in deze zaak voor onbepaalde tijd en verwijst de zaak naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtsbank, teneinde een nadere selectie te (laten) maken van de inbeslaggenomen voorwerpen en digitale bestanden/gegevensdragers. Bepaalt dat voornoemde selectie middels inschakeling van de Rijksrecherche plaats kan vinden waarbij (...)

- beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum in de tweede helft van januari of de eerste helft van februari 2011 zal worden hervat (...)

- beveelt de oproeping van klaagster haar raadsman mr. M.J. Smit en de belanghebbenden (...) en de officier van justitie mr. P.T.R. Bliek tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat."

4.2. De Rechtbank heeft in haar beschikking het - op art. 552a Sv steunende - beklag noch afgewezen noch gegrond verklaard met de daarmee overkomende last, doch heeft het onderzoek heropend, het onderzoek in de zaak voor onbepaalde tijd geschorst en de zaak verwezen naar de Rechter-Commissaris, zodat de beschikking te beschouwen is als een tussenbeschikking. Aangezien noch art. 552d Sv noch enige andere wetsbepaling voorziet in afzonderlijk cassatieberoep tegen een tussenbeschikking als de onderhavige, moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.(2)

4.3. In de schriftuur wordt met betrekking tot de ontvankelijkheid van het cassatieberoep aangevoerd dat de Rechtbank door de zaak voor nadere selectie te verwijzen naar de Rechter-Commissaris wel degelijk een inhoudelijke beslissing op het beklag heeft genomen omdat impliciet is geoordeeld dat teveel in beslag is genomen. Ik deel die opvatting niet. Dit reeds omdat hooguit sprake is van een voorlopig oordeel. Als de Rechter-Commissaris na nadere bestudering van de stukken zou besluiten om een gedeelte van de inbeslaggenomen stukken terug te geven (hetgeen niet op voorhand vaststaat), is dat misschien wel een voldongen feit, maar dan wel een voldongen feit dat moet leiden tot een nette juridische afhechting in de vorm van het eindoordeel van de Rechtbank dat het beklag in zoverre bij gebrek aan belang niet ontvankelijk is.

4.4. Voorts wordt in de schriftuur aangevoerd dat klaagster tekort wordt gedaan indien wordt vastgehouden aan een strikte uitleg van art. 552d Sv. Ook hierin volg ik de schriftuur niet. Na de nadere selectie door de Rechter-Commissaris dient de Rechtbank haar eindoordeel te geven, ook met betrekking tot de resterende stukken. Klaagster kan daarbij wederom verweer voeren. Dat het klaagschrift wellicht gelijktijdig behandeld wordt met de vordering ex art. 552p Sv is mijn inziens niet bezwaarlijk.

5. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van klaagster in het cassatieberoep.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden,

AG

1 Deze zaak hangt samen met de zaak tegen [klager] (10/05520B) en [klaagsters] (10/04912B), in welke zaken ik vandaag eveneens concludeer.

2 HR 20 januari 1987, LJN AC9669, NJ 1987/892.