Hoge Raad, 07-10-2011, BT6820, 10/01385
Hoge Raad, 07-10-2011, BT6820, 10/01385
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 7 oktober 2011
- Datum publicatie
- 7 oktober 2011
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2011:BT6820
- Formele relaties
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBSGR:2010:BL7858, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 10/01385
Inhoudsindicatie
Loonbelasting. Art. 15a, lid 1, aanhef en onderdeel j, Wet LB 1964; art. 9, lid 1, en art. 9e, lid 1, Uitvoeringsbesluit LB 1965. 30%-regeling. Kortingsregeling. Korting wegens eerdere tewerkstelling of verblijf in Nederland. Geen korting voor perioden waarin belanghebbende zich feitelijk in Singapore bevond, maar zijn fiscale woonplaats in Nederland hield.
Uitspraak
nr. 10/01385
7 oktober 2011
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Minister van Financiën tegen de uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 24 februari 2010, nr. AWB 08/3512 IB/PVV, betreffende een aan X te Z (hierna: belanghebbende) gegeven beschikking.
1. Het geding in feitelijke instantie
Bij beschikking van 4 oktober 2007 heeft de Inspecteur op een gezamenlijk verzoek van belanghebbende en zijn inhoudingsplichtige als bedoeld in artikel 9h, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: het Uitvoeringsbesluit) beslist dat de bewijsregel van artikel 9, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit (hierna: de 30%-regeling) voor de tewerkstelling van belanghebbende door zijn inhoudingsplichtige geldt voor de periode 1 april 2007 tot en met 31 oktober 2008. Deze beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank.
De Rechtbank heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de beschikking herzien tot één afgegeven voor de periode 1 april 2007 tot en met 30 april 2010. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Minister heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende heeft de Franse nationaliteit. Hij is per 1 oktober 1997 uit het buitenland aangeworven en vervolgens in Nederland tewerkgesteld.
3.1.2. Voor deze tewerkstelling is een verzoek gedaan om toepassing van de in het Besluit van 29 mei 1995, nr. DB95/119M, BNB 1995/243, opgenomen regeling (hierna: de 35%-regeling). De Inspecteur heeft bij brief van 28 januari 1998 goedkeuring verleend voor toepassing van de 35%-regeling voor een looptijd van 1 oktober 1997 tot en met 30 september 2007.
3.1.3. Per 1 januari 2001 is de 35%-regeling vervangen door de 30%-regeling. Op grond van artikel 12c van het Uitvoeringsbesluit is met ingang van die datum ten aanzien van belanghebbende de 30%-regeling toegepast.
3.1.4. Belanghebbende is in de periode van 1 december 2001 tot en met 31 december 2003 door zijn werkgever uitgezonden naar een groepsmaatschappij in Singapore. Hij heeft daar werkzaamheden uitgevoerd en een appartement tot zijn beschikking gehad. De vergoeding die belanghebbende voor deze werkzaamheden heeft ontvangen van de aldaar gevestigde werkgever is in Singapore betrokken in de heffing over het inkomen. Op deze vergoeding is de 30%-regeling niet toegepast.
3.1.5. In deze periode van uitzending naar Singapore werd belanghebbende voor fiscale doeleinden aangemerkt als inwoner van Nederland, waar zijn partner bleef wonen en waar belanghebbende een woning bezat. Belanghebbende heeft
in deze periode enige malen kortstondig in Nederland verbleven.
3.1.6. In de periode van 1 december 2005 tot en met 15 april 2007 is belanghebbende voor de tweede maal uitgezonden naar Singapore. In deze periode heeft belanghebbende Nederland metterwoon verlaten en is hij ook voor fiscale doeleinden niet langer aangemerkt als inwoner van Nederland.
3.1.7. Op 16 april 2007 is belanghebbende metterwoon teruggekeerd in Nederland.
3.1.8. Bij brief van 6 juli 2007 is verzocht om toepassing van de 30%-regeling. Bij beschikking van 4 oktober 2007 heeft de Inspecteur dat verzoek toegewezen voor de periode 1 april 2007 tot en met 31 oktober 2008.
3.2.1. Voor de Rechtbank was in geschil of de perioden dat belanghebbende in de periode van de eerste uitzending naar Singapore feitelijk niet in Nederland verbleef, maar nog wel als inwoner van Nederland werd aangemerkt, in aanmerking moeten worden genomen voor de toepassing van de kortingsregeling als bedoeld in artikel 9e van het Uitvoeringsbesluit.
3.2.2. De Rechtbank heeft beslist dat de term 'verblijven' in voormeld artikel moet worden uitgelegd naar de gewone betekenis die deze in het spraakgebruik heeft, en dat nu belanghebbende in de betwiste periode niet in Nederland maar in Singapore verbleef, de kortingsregeling voor die periode niet van toepassing is. Dat belanghebbende vanwege het huis en de partner voor fiscale doeleinden was aangemerkt als woonachtig in Nederland in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, doet daaraan niet af, aldus de Rechtbank.
3.2.3. Het middel bestrijdt dit oordeel met het betoog dat het vanuit de aan de 30%-regeling ten grondslag liggende 'gewenningsgedachte' voor de toepassing van de kortingsregeling onder 'eerder verblijf' in Nederland ook moet worden verstaan de periode waarin belanghebbende ondanks de omstandigheid dat hij zich feitelijk in Singapore bevond als inwoner van Nederland bleef aangemerkt.
3.3.1. Volgens artikel 9e van het Uitvoeringsbesluit wordt de looptijd van de 30%-regeling verminderd met perioden van eerdere tewerkstelling of eerder verblijf in Nederland. De Rechtbank is er terecht van uitgegaan dat de plaats van verblijf in deze bepaling moet worden uitgelegd in overeenstemming met de gewone betekenis die de term 'verblijven' in het spraakgebruik heeft, te weten de plaats waar iemand fysiek aanwezig is. Deze uitleg strookt met de uitzondering die in het vijfde lid van artikel 9e van het Uitvoeringsbesluit wordt gemaakt voor verblijf van betrekkelijk korte duur wegens vakantie, familiebezoek of andere persoonlijke omstandigheden. Die uitzondering wijst erop dat het gaat om feitelijk verblijf. Het beroep van de Minister op de 'gewenningsgedachte' die aan de 30%-regeling ten grondslag ligt, leidt niet tot een ander oordeel, nu die regeling een forfaitair karakter heeft en in haar bewoordingen geen steun is te vinden voor een uitbreiding tot situaties als de onderhavige, waarin de betrokkene in Nederland woont maar daar niet is tewerkgesteld en evenmin verblijft.
3.3.2. De Rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat belanghebbende gedurende de perioden dat hij fysiek in Singapore aanwezig was, niet in Nederland verbleef in de zin van voormeld artikel 9e. Het middel faalt daarom.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2011.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Minister van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 448.