Home

Hoge Raad, 14-10-2011, BT7458, 10/05503

Hoge Raad, 14-10-2011, BT7458, 10/05503

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 oktober 2011
Datum publicatie
14 oktober 2011
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BT7458
Formele relaties
Zaaknummer
10/05503

Inhoudsindicatie

Art. 8:56 Awb.

Uit een uitspraak moet blijken dat de uitnodiging voor de zitting tijdig en op regelmatige wijze is aangeboden.

Uitspraak

Nr. 10/05503

14 oktober 2011

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 november 2010, nr. 10/00078, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 07/2799) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

Na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een conclusie van repliek heeft belanghebbende nog een aantal geschriften ingediend. Daartoe biedt de wet evenwel niet de mogelijkheid. De Hoge Raad slaat op die stukken daarom geen acht.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende heeft in zijn hoger beroepschrift als correspondentieadres opgegeven postbus 001 te Z. De uitnodiging voor het onderzoek ter zitting in het hoger beroep op 29 juni 2010 is bij aangetekende brief van 31 mei 2010 naar dat adres verzonden. Nadat deze brief op 15 juni 2010 retour is ontvangen, heeft de griffier van het Hof de brief op 15 juni 2010 nogmaals aangetekend verzonden naar voormeld correspondentieadres. Belanghebbende heeft vervolgens per faxbericht van 28 juni 2010 te kennen gegeven de brief pas die dag te hebben opgehaald. In dit faxbericht heeft belanghebbende het Hof verzocht om een nieuwe datum voor het onderzoek ter zitting vast te stellen.

3.1.2. Het Hof heeft dit verzoek niet gehonoreerd. Het onderzoek ter zitting heeft buiten aanwezigheid van belanghebbende plaatsgevonden op 29 juni 2010 en het Hof heeft op 16 november 2010 uitspraak gedaan op het hoger beroep.

3.2. Het Hof heeft overwogen dat de uitnodiging voor het onderzoek ter zitting tweemaal naar het door belanghebbende opgegeven correspondentieadres is gezonden en dat belanghebbende overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 8:37 en 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is uitgenodigd om bij het onderzoek ter zitting aanwezig te zijn.

3.3.1. Belanghebbende klaagt in cassatie dat hij niet tijdig is uitgenodigd voor de zitting van het Hof conform het bepaalde in artikel 8:56 van de Awb.

3.3.2. Ingevolge artikel 8:56 van de Awb worden partijen na afloop van het vooronderzoek ten minste drie weken tevoren uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting.

3.3.3. Indien een partij niet ter zitting van het Hof is verschenen dient de uitspraak van het Hof de feiten in te houden waaruit blijkt dat de aan deze partij gerichte uitnodiging voor die zitting tijdig en op regelmatige wijze op het betrokken adres is aangeboden. Indien die feiten in de uitspraak ontbreken, en deze partij in cassatie aanvoert dat zij niet tijdig en op regelmatige wijze is uitgenodigd, dient die uitspraak te worden vernietigd.

3.3.4. De uitspraak van het Hof houdt niet de feiten in waaruit blijkt dat de uitnodiging die bij aangetekende brief van 31 mei 2010 is verzonden, tijdig en op regelmatige wijze op het door belanghebbende opgegeven correspondentieadres is aangeboden. De uitnodiging die op 15 juni 2010 is verstuurd kon belanghebbende in elk geval niet uiterlijk op de eerste dag van de in artikel 8:56 van de Awb bedoelde termijn van drie weken bereiken. De klacht is derhalve gegrond. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een nieuwe behandeling van de zaak, waarbij belanghebbende alsnog de gelegenheid zal hebben zijn hoger beroep mondeling toe te lichten. De overige klachten behoeven geen behandeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 111.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2011.