Hoge Raad, 25-11-2011, BU5690, 11/01534
Hoge Raad, 25-11-2011, BU5690, 11/01534
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 november 2011
- Datum publicatie
- 25 november 2011
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2011:BU5690
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2011:BP6973, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 11/01534
Inhoudsindicatie
KB-Lux. Saldo van meer dan ƒ 500.000.
Uitspraak
Nr. 11/01534
25 november 2011
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de erfgenamen van A, gewoond hebbende te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 maart 2011, nr. P04/02756, betreffende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de vermogensbelasting, en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende zijn over de jaren 1990 tot en met 2000 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en over de jaren 1991 tot en met 2000 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting opgelegd. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht.
De navorderingsaanslagen en de daarbij genomen beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Het Hof heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. De bestreden navorderingsaanslagen en beschikkingen inzake heffingsrente houden verband met het zogenoemde Rekeningenproject. De Hoge Raad heeft in dit verband enige beslissingen met een meer algemene strekking gegeven in zijn arresten van 15 april 2011, nrs. 09/03075, LJN BN6324, BNB 2011/206, en 09/05192, LJN BN6350, BNB 2011/207 (hierna: de arresten van 15 april 2011).
3.2. Middel 21 is gericht tegen onderdeel 5.5 van 's Hofs uitspraak, betreffende de wijze waarop de Inspecteur in het onderhavige geval - het betreft een saldo van meer dan ƒ 500.000 - de inkomens- en vermogenscorrecties heeft berekend. Mede gelet op de algemene gezichtspunten die in de arresten van 15 april 2011 zijn verwoord ten aanzien van de berekening van zodanige correcties bij saldi lager dan ƒ 500.000, getuigen de door het middel aangevallen overwegingen en beslissingen van het Hof niet van een onjuiste rechtsopvatting. Voor het overige kunnen zij, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Zij zijn ook niet onbegrijpelijk.
3.3. Ook voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2011.