Home

Hoge Raad, 24-02-2012, BN3467, 09/03137

Hoge Raad, 24-02-2012, BN3467, 09/03137

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 februari 2012
Datum publicatie
24 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BN3467
Formele relaties
Zaaknummer
09/03137

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Art. 3.90 en 3.91 Wet IB 2001. Hoofdstuk 2, art. I, onderdeel M, lid 2, Invoeringswet IB 2001. Art. 22, lid 1, letter b, Wet IB 1964. Belanghebbende en niet zijn BV trad op als projectontwikkelaar bij bouw van kantoorpanden voor rekening van belanghebbende. Waardecreatie en -stijging aan te merken als resultaat uit overige werkzaamheden.

Uitspraak

24 februari 2012

nr. 09/03137

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 juni 2009, nr. BK-07/00455, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd.

De Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. AWB 05/6895 IB/PVV) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 8 juli 2010 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen

De middelen falen. Het oordeel van het Hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd (zie de onderdelen 5.2 en 5.8 van de conclusie van de Advocaat-Generaal).

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, C.B. Bavinck, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2012.