Hoge Raad, 09-03-2012, BU4871, 11/02370
Hoge Raad, 09-03-2012, BU4871, 11/02370
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 maart 2012
- Datum publicatie
- 9 maart 2012
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2012:BU4871
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BU4871
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ5558, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 11/02370
Inhoudsindicatie
Art. 37 Wfsv. Uniforme WAO-premie gebaseerd op verbindende Besluiten.
Art. 8:77 Awb. Beroep ten onrechte opgevat als gericht tegen algemeen verbindende voorschriften als zodanig.
Uitspraak
9 maart 2012
nr. 11/02370
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) alsmede het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 april 2011, nr. 10/00361, betreffende na te noemen afdracht op aangifte.
1. Het geding in feitelijke instanties
Belanghebbende heeft over het tijdvak december 2008 uniforme premie als bedoeld in artikel 37 van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: de Wfsv) op aangifte afgedragen. Het tegen die afdracht op aangifte gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur afgewezen.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 09/2676) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. Voor zover het zich tegen andere besluiten richt, heeft de Rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover de Rechtbank het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, de Rechtbank onbevoegd verklaard tot kennisname van het beroep in zoverre en de uitspraak van de Rechtbank voor het overige bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
De beroepschriften in cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Belanghebbende en de Staatssecretaris hebben over en weer een verweerschrift en vervolgens een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende en de Staatssecretaris hebben over en weer een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 3 november 2011 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie van belanghebbende en tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie van de Staatssecretaris.
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Uitgangspunten in cassatie
3.1. Belanghebbendes bezwaar tegen de door haar over het tijdvak december 2008 afgedragen uniforme WAO-premie als bedoeld in artikel 37 van de Wfsv is bij uitspraak van de Inspecteur afgewezen. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de Rechtbank en hoger beroep bij het Hof. De Rechtbank heeft dit beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, welk oordeel in hoger beroep in stand is gebleven.
3.2.1. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende voorts opgevat als een verzoek om vernietiging van het bepaalde in artikel 2.5, lid 1, van het Besluit Wfsv, van het Besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen waarbij de uniforme premie is vastgesteld voor het onderhavige jaar, en van het Besluit afschaffing Pemba WAO van 13 december 2006, Stb. 699, (hierna: de Besluiten) dan wel vernietiging van delen van die Besluiten.
3.2.2. De Rechtbank heeft het beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank op dit punt vernietigd en de Rechtbank onbevoegd verklaard tot kennisname van het beroep in zoverre.
4. Beoordeling van de klachten van belanghebbende en van het middel van de Staatssecretaris
4.1.1. Het beroep van belanghebbende was gericht tegen de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de afdracht van uniforme WAO-premie over de maand december 2008. Bij de bestrijding van die uitspraak heeft belanghebbende zich op het standpunt gesteld dat de Besluiten, of delen daarvan, onverbindend waren en dat de bestreden heffing daarop niet kon worden gebaseerd. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat het beroep niet was gericht op de vernietiging van de Besluiten als zodanig. Nu de Rechtbank is uitgegaan van de verbindendheid van de Besluiten had zij daarom moeten volstaan met de ongegrondverklaring van het beroep tegen de afdracht van uniforme premie over de maand december 2008.
4.1.2. Nu het beroep bij de Rechtbank - en ook het hoger beroep - niet strekte tot vernietiging van de Besluiten als zodanig, had het Hof de uitspraak van de Rechtbank moeten vernietigen voor zover het beroep van belanghebbende daarbij niet-ontvankelijk was verklaard. Een oordeel van het Hof over de bevoegdheid van de Rechtbank om zich uit te spreken over de Besluiten als zodanig had daarom achterwege moeten blijven.
4.2. Het hiervoor onder 4.1 overwogene brengt mee dat het middel van de Staatssecretaris gegrond is voor zover het is gericht tegen het oordeel van het Hof op het punt van de onbevoegdheid van de Rechtbank, evenals de daarop gerichte klacht van belanghebbende.
4.3. Het middel van de Staatssecretaris faalt voor zover het is gericht tegen de beslissingen van het Hof om vergoeding van griffierecht te gelasten en de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Nu het Hof de uitspraak van de Rechtbank terecht, zij het op onjuiste gronden, heeft vernietigd voor zover de Rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard, dienen de beslissingen van het Hof inzake de vergoeding van het griffierecht en de veroordeling in de proceskosten in stand te blijven.
4.4. De overige klachten van belanghebbende kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4.5. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven.
De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
5. Proceskosten
Wat betreft het beroep van belanghebbende zal de Staatssecretaris worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Wat betreft het cassatieberoep van de Staatssecretaris acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de beide beroepen in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch enkel voor zover het Hof de Rechtbank onbevoegd heeft verklaard,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 454, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1966,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, A.H.T. Heisterkamp, M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2012.