Home

Hoge Raad, 13-01-2012, BV0659, 11/02031

Hoge Raad, 13-01-2012, BV0659, 11/02031

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 januari 2012
Datum publicatie
13 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BV0659
Formele relaties
Zaaknummer
11/02031

Inhoudsindicatie

Art. 27q, lid 1, aanhef en onderdeel b, AWR. Uitnodiging ter zitting; beginsel van hoor- en wederhoor. Gevolgen in hoger beroep van (ernstige) vormverzuimen van de Rechtbank. Terugwijzen niet verplicht; aanspraak op vergoeding proceskosten en griffierecht hoger beroep.

Uitspraak

13 januari 2012

nr. 11/02031

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z, Canada (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 5 april 2011, nr. 09/00093, betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2007 vastgesteld. Voorts is aan belanghebbende in verband met de onroerende zaak voor dat jaar een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Steenwijkerland opgelegd.

Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft het hoofd van de afdeling Middelen van de gemeente Steenwijkerland (hierna: de heffingsambtenaar) bij in één geschrift vervatte uitspraken de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

De Rechtbank Zwolle-Lelystad (nr. AWB 08/466) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Het onderzoek ter zitting van de Rechtbank heeft plaatsgevonden buiten tegenwoordigheid van belanghebbende.

3.1.2. In hoger beroep heeft belanghebbende gesteld dat hij niet de gelegenheid heeft gekregen om de door hem verdedigde waarde van de onroerende zaak te onderbouwen.

3.2.1. Klaarblijkelijk op de grond dat uit de uitspraak van de Rechtbank en de stukken van het geding niet blijkt dat de Rechtbank zich ervan heeft vergewist dat de uitnodiging voor de zitting van de Rechtbank op regelmatige wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden, heeft het Hof geoordeeld dat de uitspraak van de Rechtbank - in beginsel - moet worden vernietigd.

3.2.2. Het Hof heeft echter in het onderhavige geval geen aanleiding gevonden de uitspraak van de Rechtbank te vernietigen, omdat belanghebbende door de gang van zaken niet in zijn verdediging is geschaad, nu hij zich in hoger beroep zowel schriftelijk als mondeling ter zitting van het Hof heeft kunnen uitlaten over al hetgeen door de ambtenaar naar voren is gebracht.

3.3. In cassatie bestrijdt belanghebbende 's Hofs oordeel dat hij niet in zijn verdediging is geschaad. Hij voert daartoe onder

meer aan dat hij door de gang van zaken bij de Rechtbank hoger beroep heeft moeten instellen, hetgeen hem extra tijd, inspanningen en moeite alsmede extra kosten en griffierecht heeft gekost.

3.4. Dienaangaande moet worden vooropgesteld dat een gerechtshof op grond van artikel 27q, lid 1, aanhef en letter b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is de zaak terug te wijzen naar de rechtbank die deze in eerste instantie behandeld heeft, indien het van oordeel is dat de zaak opnieuw door de rechtbank moet worden behandeld.

3.5. In het onderhavige geval was het Hof kennelijk van oordeel dat de zaak niet opnieuw door de Rechtbank moest worden behandeld. Dit oordeel geeft geen blijk van miskenning van voornoemde wetsbepaling of van enige regel van ongeschreven procesrecht en behoefde geen nadere motivering. Voor zover de klachten berusten op de opvatting dat het Hof de zaak had moeten terugwijzen naar de Rechtbank falen zij derhalve.

3.6. Voor zover de klachten betogen dat het Hof aan zijn hiervoor in 3.2.1 weergegeven oordeel anderszins gevolgtrekkingen had moeten verbinden, slagen zij. Het hiervoor in 3.2.1 bedoelde verzuim van de Rechtbank is van zodanig gewicht dat het Hof daarin aanleiding had moeten zien tot gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot het uitspreken van een proceskostenveroordeling in hoger beroep en tot het gelasten van teruggave van het in hoger beroep betaalde griffierecht.

3.7. De klachten kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.8. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven voor zover deze in strijd is met hetgeen hiervoor in 3.6 is overwogen. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht, wat het geding in cassatie betreft, geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De heffingsambtenaar zal worden veroordeeld in de kosten van het geding voor het Hof.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover daarin geen proceskostenveroordeling is uitgesproken en geen teruggave van het griffierecht is gelast,

gelast dat de gemeente Steenwijkerland aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 112, alsmede het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van € 110, derhalve in totaal € 222, en

veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 16,28 wegens reiskosten voor het bijwonen van de zitting.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap, A.H.T. Heisterkamp, M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2012.