Home

Hoge Raad, 11-05-2012, BW5392, 10/00489

Hoge Raad, 11-05-2012, BW5392, 10/00489

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 mei 2012
Datum publicatie
11 mei 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BW5392
Formele relaties
Zaaknummer
10/00489

Inhoudsindicatie

Douanerechten; tariefindeling van een daglichtsysteem; posten 9013 en 9405 van de GN; een daglichtsysteem valt als optisch toestel onder tariefpost 9405; bindende tariefinlichting; aan een met Unierecht strijdige passage uit het Handboek douane kan geen vertrouwen worden ontleend; gelijkheidsbeginsel niet geschonden.

Uitspraak

11 mei 2012

nr. 10/00489

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 december 2009, nr. P09/00157 DK, betreffende een uitnodiging tot betaling van douanerechten.

1. Het geding in feitelijke instanties

Belanghebbende is bij aanslagbiljet van 7 december 2006 uitgenodigd tot betaling van douanerechten. Het tegen die uitnodiging door belanghebbende gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur afgewezen.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 07/2620) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur alsmede de uitnodiging tot betaling vernietigd.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 april 2011, Sony Supply Chain Solutions (Europe) B.V., C-153/10, Douanerechtspraak 2011/37.

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Op 30 januari 2004 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een bindende tariefinlichting verstrekt waarbij het product A (hierna ook: A) als optisch toestel is ingedeeld onder post 9013 80 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN). A is in de bindende tariefinlichting omschreven als volgt:

"A, een kleine bolle lichtkoepel met een doorsnede van ongeveer 25 centimeter. Het principe van A is gebaseerd op een bundeling van daglicht, vervolgens wordt dit daglicht getransporteerd door een reflecterende buis, naar een plaats waar weinig of geen daglicht komt."

De Sloveense douaneautoriteiten hebben op 19 juli 2006 aan een ander dan belanghebbende een bindende tariefinlichting afgegeven waarbij hetzelfde product als verlichtingstoestel onder post 9405 50 van de GN is ingedeeld.

3.1.2. Op 7 december 2006 is namens belanghebbende aangifte voor het in het vrije verkeer brengen gedaan voor als 'A' aangeduide goederen die op de aangifte zijn omschreven als "andere optische instrumenten, apparaten en toestellen, n.g.o.n.b. onder andere posten van dit hoofdstuk". Ter zake van deze invoer is de onderwerpelijke uitnodiging tot betaling uitgereikt, waarbij de Inspecteur is uitgegaan van indeling van de goederen onder de in de aangifte vermelde post 9013 80 van de GN.

3.1.3. Belanghebbende heeft tegen de heffing bezwaar gemaakt en daartoe onder verwijzing naar de hiervoor in 3.1.1 vermelde Sloveense bindende tariefinlichting aangevoerd dat A alsnog onder post 9405 50 van de GN moet worden ingedeeld.

3.1.4. Volgens de bij A behorende productinformatie betreft het product een hoogrendement daglichtsysteem dat met behulp van een kleine koepel, een spiegel en (afhankelijk van het type) prisma's het daglicht opvangt en dit naar binnen transporteert via een superreflecterende buis. Vanaf plafondhoogte wordt het daglicht dan rondom in de te verlichten ruimte verspreid.

3.2.1. Het Hof heeft geoordeeld dat A, gelet op de kenmerken daarvan, als optisch toestel onder post 9013 80 van de GN dient te worden ingedeeld. Indeling onder post 9405 van de GN is naar het oordeel van het Hof niet mogelijk, omdat A geen licht produceert.

3.2.2. Het Hof heeft verworpen de stelling van belanghebbende dat zij mocht vertrouwen op de passage in paragraaf 2.6.1 van onderdeel 4.10.00 van het Handboek douane, blijkens welke ervan wordt uitgegaan dat de aangever bij het doen van aangifte een beroep kan doen op een bindende tariefinlichting waarvan niet hij maar een derde de rechthebbende is. Daartoe heeft het Hof onder meer overwogen dat de tekst van die passage niet het vertrouwen rechtvaardigt dat de Inspecteur gehouden zou zijn om in afwijking van de aan belanghebbende zelf afgegeven bindende tariefinlichting een tariefindeling toe te passen welke is opgenomen in de bindende tariefinlichting van een derde.

3.2.3. Voorts heeft het Hof de stelling van belanghebbende verworpen dat het gelijkheidsbeginsel in dit geval meebrengt dat in verband met concurrentieverstoringen binnen de douane-unie ook belanghebbende de hiervoor in 3.1.1 bedoelde Sloveense bindende tariefinlichting kan inroepen.

3.3.1. Middel 1 richt zich tegen de hiervoor in 3.2.1 vermelde oordelen. Volgens het middel hebben verlichtingstoestellen van post 9405 van de GN als functie het brengen van licht op locaties waar anders duisternis of schemering heerst. A heeft deze functie. Aangezien post 9405 van de GN een meer specifieke omschrijving heeft dan post 9013 van de GN, dient het product gelet op algemene indelingsregel 3a te worden ingedeeld onder post 9405 van de GN, aldus middel 1.

3.3.2. Middel 1 faalt. Het Hof heeft op goede gronden een juiste beslissing genomen.

3.4. Middel 2 is gericht tegen het hiervoor in 3.2.2 vermelde oordeel van het Hof. Gelet op punt 3 van de verklaring voor recht van het hiervoor in 2 vermelde arrest van het Hof van Justitie faalt middel 2.

3.5. Middel 3, dat is gericht tegen het hiervoor in 3.2.3 vermelde oordeel van het Hof, faalt eveneens. Ingevolge artikel 12 van het Communautair douanewetboek kan alleen de verkrijger van een bindende tariefinlichting daaraan rechten ontlenen (vgl. HvJ 15 september 2005, Intermodal Transports B.V., C-495/03, BNB 2006/20, punt 27, en het hiervoor in 2 vermelde arrest, punten 25 en 26). Het gelijkheidsbeginsel brengt, anders dan het middel betoogt, niet mee dat aan een ander dan de rechthebbende van een bindende tariefinlichting dezelfde rechten moeten worden verleend, wanneer de betreffende bindende tariefinlichting strijdig is met het unierecht. Evenmin noopt toepassing van het gelijkheidsbeginsel ertoe dat de Inspecteur in het onderhavige geval is gehouden tot terugbetaling dan wel kwijtschelding van douanerechten die in overeenstemming met de wettelijke bepalingen verschuldigd zijn geworden.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2012.

De voorzitter is verhinderd het arrest te ondertekenen. In verband daarmee is het arrest ondertekend door mr. E.N. Punt.