Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-12-2009, BL1521, 09/00157

Gerechtshof Amsterdam, 24-12-2009, BL1521, 09/00157

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
24 december 2009
Datum publicatie
3 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2009:BL1521
Formele relaties
Zaaknummer
09/00157

Inhoudsindicatie

Blijkens de overgelegde productinformatie en naar aan de Douanekamer ter zitting is toegelicht aan de hand van het overgelegde monster, bundelt de S door middel van een koepel en prisma’s daglicht, dat via een reflecterende buis wordt getransporteerd om in de te verlichten ruimte te worden verspreid. Het product vormt aldus een stelsel van brekende en spiegelende vlakken, waardoor de loop van de lichtstralen wordt gewijzigd. Gelet op deze kenmerken van het product is de Douanekamer van oordeel dat de S als “optisch toestel” in de zin van post 9013 dient te worden gekwalificeerd.

De laatste volzin van voormelde paragraaf Handboek Douane luidt:

“Als een importeur verwijst naar een geldige BTI waarvan hij niet de rechthebbende is, maar hij doet aangifte voor precies dezelfde goederen als die in de BTI omschreven, dan moet de indeling toch overeenstemmen met die in de BTI.“

Het beroep van belanghebbende op deze bepaling in het Handboek Douane faalt, reeds omdat belanghebbende bij haar aangifte niet heeft verwezen naar de Sloveense BTI en de door haar in de aangifte vermelde GN-code ook niet overeenstemt met de in die Sloveense BTI vermelde GN-code.

Nu is gesteld noch gebleken dat de inspecteur gelijke gevallen ongelijk heeft behandeld, faalt reeds op die grond het beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zoals belanghebbende ter zitting heeft erkend kan de afwijkende handelwijze van de Sloveense douane-autoriteiten niet worden tegengeworpen aan de inspecteur.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk P09/00157 DK

24 december 2009

uitspraak van de Douanekamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur,

tegen de uitspraak in de zaak no. AWB 07/2620 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

T BV te Ederveen, belanghebbende,

gemachtigde mr J

en

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft met dagtekening 7 december 2006 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt met nummer … ten bedrage van € 2.764,40 aan douanerechten. Na door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 23 maart 2007 de UTB gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende heeft bij brief van 10 april 2007, ontvangen bij de rechtbank op 11 april 2007, beroep ingesteld. Het beroep is door de rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 07/2620.

1.3. Bij uitspraak van 14 januari 2009 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard. Deze uitspraak is aan partijen verzonden op 21 januari 2009. Het door de inspecteur tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het de Douanekamer ingekomen op 25 februari 2009; het is aangevuld bij brief van 30 maart 2009. Van belanghebbende is op 25 mei 2009 een verweerschrift ontvangen. Bij haar verweerschrift heeft belanghebbende tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2009. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1. De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.6 van zijn uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“2.1. Op 30 januari 2004 heeft verweerder aan eiseres een bindende tariefinlichting (bti) verstrekt onder nummer: … voor het product S. Het goed is daarin ingedeeld in onderverdeling 9013 8090 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). Het goed is in vak 7 van de bti omschreven als:

“S, een kleine bolle lichtkoepel met een doorsnede van ongeveer 25 centimeter. Het principe van S is gebaseerd op een bundeling van daglicht, vervolgens word dit daglicht getransporteerd door een reflecterende buis, naar een plaats waar weinig of geen daglicht komt.”

2.2. Eiseres heeft tegen de bti bezwaar gemaakt en verzocht om indeling onder GN code 9405 5000 90. Tegen de afwijzende uitspraak op bezwaar heeft eiseres destijds niet binnen de daarvoor geldende termijn beroep aangetekend, waarna de bti in die zin onherroepelijk werd.

2.3. Tot de stukken van het geding behoort een door de Sloveense autoriteiten afgegeven bti, met datum aanvang geldigheid 19 juli 2006, waarin het goed wordt ingedeeld in 9405 5000 90. Tussen partijen is niet in geschil dat deze Sloveense bti eveneens het goed Solatube betreft.

2.4. Op 7 december 2006 is door S B.V. op naam en voor rekening van eiseres aangifte gedaan voor de douaneregeling brengen in het vrije verkeer van goederen welke op de aangifte zijn omschreven als “andere optische instrumenten, apparaten en toestellen, n.g.o.n.b. onder andere posten van dit hoofdstuk”. Als goederencode is opgegeven: 9013 8090 90.

2.5. In de tot de stukken van het geding behorende productinformatie, is het goed als volgt omschreven:

“S is een hoogrendement daglichtsysteem dat met behulp van een kleine koepel, een spiegel en (afhankelijk van het type) prisma’s het daglicht opvangt en dit naar binnen transporteert via een superreflecterende buis. Vanaf plafondhoogte wordt het daglicht dan rondom in de te verlichten ruimte verspreid.”

2.6. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van een per email verzonden brief van verweerder van 21 augustus 2007 aan de Europese Commissie, betreffende de classificatie van het S daglicht systeem. In deze brief wordt het verschil van inzicht tussen de Nederlandse en Sloveense douaneautoriteiten met betrekking tot de indeling in de GN van het S daglicht systeem aan de orde gesteld en de Commissie om haar mening gevraagd..”

Nu partijen ter zitting hebben ingestemd met deze vaststelling van de feiten door de rechtbank, gaat ook de Douanekamer van die feiten uit.

2.2. Aan voormelde feiten wordt door de Douanekamer het volgende toegevoegd.

2.2.1. De ingevoerde tube’s zijn van het type S, met een diameter van 25 centimeter (10”). In de productinformatie welke als bijlage 5 bij het beroepschrift bij de rechtbank is gevoegd, wordt met betrekking tot dit product het volgende vermeld:

“De S is uitgerust met R technologie – een ring van prisma’s die de lichtstralen ombuigen en onder een scherpere hoek het systeem binnenstralen. Verder is de koepel voorzien van een speciale reflector die samen met de prisma’s voor extra toevoer van daglicht zorgt.”

en

“Wat is het voordeel van S ten opzichte van de traditionele lichtkoepels?

• De S is drie keer kleiner maar geeft dezelfde hoeveelheid licht.

• (…)

2.2.2. De door de rechtbank in punt 2.3. aangehaalde Sloveense BTI is ingetrokken na de publicatie van Verordening (EG) nr. 457/2008, hierna onder 5.2. vermeld.

3. Geschil in hoger beroep

In geschil is of de S dient te worden ingedeeld onder GN-code 9405 50 00 (niet-elektrische verlichtingstoestellen, 2,7%) zoals belanghebbende voorstaat, danwel onder GN-code 9013 80 90, (andere optische toestellen, 4,7%) zoals de inspecteur bepleit. Indien indeling dient te geschieden onder GN-code 9013 80 90 is tevens in geschil of enig beginsel van behoorlijk bestuur er toe noopt om voor de berekening van de verschuldigde douanerechten toch uit te gaan van het lagere tarief (2,7%), dat van toepassing is op goederen van GN-code 9405 50 00.

4. De standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de overgelegde stukken en naar het proces-verbaal van de zitting van 3 november 2009.

5. Toepasselijke bepalingen

5.1. De van toepassing zijnde posten luiden als volgt:

Hoofdstuk 90

OPTISCHE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN; INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN, VOOR DE FOTOGRAFIE EN DE CINEMATOGRAFIE; MEET-, VERIFICATIE-, CONTROLE- EN PRECISIE-INSTRUMENTEN, -APPARATEN EN -TOESTELLEN; MEDISCHE EN CHIRURGISCHE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN;

DELEN EN TOEBEHOREN VAN DEZE INSTRUMENTEN, APPARATEN EN TOESTELLEN

9013 Elementen met vloeibare kristallen die als zodanig geen artikelen vormen die elders meer specifiek zijn omschreven; lasers, andere dan laserdioden; andere optische instrumenten, apparaten en toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk:

(…)

9013 80 - andere instrumenten, apparaten en toestellen:

9013 80 90 - - andere

Hoofdstuk 94

MEUBELEN (OOK VOOR MEDISCH OF VOOR CHIRURGISCH GEBRUIK); ARTIKELEN VOOR BEDDEN EN DERGELIJKE ARTIKELEN; VERLICHTINGSTOESTELLEN, ELDERS GENOEMD NOCH ELDERS ONDER BEGREPEN; LICHTRECLAMES, VERLICHTE AANWIJZINGSBORDEN EN DERGELIJKE ARTIKELEN; GEPREFABRICEERDE BOUWWERKEN

9405 Verlichtingstoestellen (zoeklichten en schijnwerpers daaronder begrepen) en delen daarvan, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen, voorzien van een vast aangebrachte lichtbron, alsmede elders genoemde noch elders onder begrepen delen daarvan

(…)

9405 50 00 - niet-elektrische verlichtingstoestellen

5.2. Verordening (EG) nr. 457/2008 van de Commissie van 23 mei 2008 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur luidt als volgt:

Artikel 1: De goederen in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.

BIJLAGE

Omschrijving Indeling (GN-code) Motivering

(1) (2) (3)

(…) (…) (…)

Een toestel ontworpen om de hoeveelheid natuurlijk licht in een ruimte te verhogen, bestaande uit een prismatische bolle lens, een buizensysteem en lenzen voor het verspreiden van licht.

Het toestel vangt licht op door een koepel op het dak en geleidt dit via een intern weerspiegelingssysteem, naar het plafond van de ruimte waar het licht verspreid wordt. 9013 80 90 De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 9013, 9013 80 en 9013 80 90.

Indeling onder post 9405 als lamp of verlichtingstoestel is uitgesloten omdat het toestel geen licht geeft maar met behulp van optische middelen daglicht opvangt, geleidt en verspreidt.

Het product moet daarom worden ingedeeld als optisch toestel onder post 9013.

6. Beoordeling van het geschil

6.1. Ten aanzien van de indeling

6.1.1. Ingevolge algemene regel 1 voor de interpretatie van de GN zijn voor de indeling wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Post 9013 noemt onder meer “andere optische instrumenten, apparaten en toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk”. Blijkens de overgelegde productinformatie en naar aan de Douanekamer ter zitting is toegelicht aan de hand van het overgelegde monster, bundelt de S door middel van een koepel en prisma’s daglicht, dat via een reflecterende buis wordt getransporteerd om in de te verlichten ruimte te worden verspreid. Het product vormt aldus een stelsel van brekende en spiegelende vlakken, waardoor de loop van de lichtstralen wordt gewijzigd. Gelet op deze kenmerken van het product is de Douanekamer van oordeel dat de S als “optisch toestel” in de zin van post 9013 dient te worden gekwalificeerd. Dat het een relatief eenvoudig optisch toestel betreft, staat niet aan indeling onder post 9013 in de weg. Overigens is deze indeling ook in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 457/2008, hiervoor onder 5.2. aangehaald.

6.1.2. Indeling onder post 9405 als verlichtingstoestel is uitgesloten omdat het toestel geen licht produceert. Reeds aanwezig licht wordt aan de ene zijde opgevangen en aan de andere zijde weer uitgestraald. Er vindt derhalve slechts doorgifte van licht plaats, geen productie van licht.

6.1.3. Gelet op het vorenoverwogene dient de S te worden ingedeeld onder GN-code 9013 80 90.

6.2. Beginselen van behoorlijk bestuur

6.2.1. Belanghebbende beroept zich onder verwijzing naar het vertrouwensbeginsel op paragraaf 2.6.1. van onderdeel 4.10.00 van het Handboek Douane, alwaar enerzijds voorop wordt gesteld dat alleen de rechthebbende een beroep kan doen op een BTI, maar anderzijds toch de mogelijkheid wordt geboden om bij het doen van een aangifte een beroep te doen op een BTI waarvan de aangever niet de rechthebbende is. De laatste volzin van voormelde paragraaf luidt:

“Als een importeur verwijst naar een geldige BTI waarvan hij niet de rechthebbende is, maar hij doet aangifte voor precies dezelfde goederen als die in de BTI omschreven, dan moet de indeling toch overeenstemmen met die in de BTI.“

Het beroep van belanghebbende op deze bepaling in het Handboek Douane faalt, reeds omdat belanghebbende bij haar aangifte niet heeft verwezen naar de Sloveense BTI en de door haar in de aangifte vermelde GN-code ook niet overeenstemt met de in die Sloveense BTI vermelde GN-code. Voorts overweegt de Douanekamer dat de aangehaalde tekst niet het vertrouwen rechtvaardigt dat de inspecteur gehouden zou zijn om in afwijking van de aan belanghebbende zelf afgegeven BTI een tariefindeling toe te passen welk is opgenomen in de BTI van een derde.

6.2.2. Nu is gesteld noch gebleken dat de inspecteur gelijke gevallen ongelijk heeft behandeld, faalt reeds op die grond het beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zoals belanghebbende ter zitting heeft erkend kan de afwijkende handelwijze van de Sloveense douane-autoriteiten niet worden tegengeworpen aan de inspecteur.

Daarbij komt dat volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Hof van Justitie) een met de gemeenschapsregeling strijdige praktijk van een lidstaat nooit tot het ontstaan van een door het Gemeenschapsrecht beschermde rechtspositie kan leiden (Hof van Justitie 15 december 1982, zaak 5/82, Maizena, Jurispr. 1982 blz. 04601, alsmede Hof van Justitie 26 april 1988, zaak 316/86, Krücken, Jurispr. 1988 blz. 02213). De verwijzing door belanghebbende naar de door de rechtbank aangehaalde arresten Hof van Justitie 13 december 1984, zaak 106/83 en Hof van Justitie 17 oktober 1995, zaak C-44/94, voert niet tot een andere conclusie, nu deze arresten betrekking hebben op de toetsing door het Hof van Justitie van nationale en communautaire landbouwwetgeving aan het non-discriminatiebeginsel zoals dit voor de marktordening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid was verankerd in artikel 40, lid 3, van het EEG-verdrag (oud).

Slotsom

De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is en dat het incidenteel hoger beroep ongegrond is, zodat de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

7. Kosten

De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. Beslissing

De Douanekamer:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.

Aldus gedaan door mrs. A. Bijlsma, voorzitter, B.A. van Brummelen en M.J. Kuiper, in tegenwoordigheid van de griffier. De beslissing is op 24 december 2009 in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.