Home

Hoge Raad, 15-06-2012, BW8283, 11/01713

Hoge Raad, 15-06-2012, BW8283, 11/01713

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 juni 2012
Datum publicatie
15 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BW8283
Formele relaties
Zaaknummer
11/01713

Inhoudsindicatie

Art. 27p, lid 1, AWR en art. 8:75 Awb. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, maar kent aan blh ten onrechte geen vergoeding van het voor de Rb betaalde griffierecht, alsmede geen vergoeding in de proceskosten ter zake van het geding voor de Rb toe.

Uitspraak

15 juni 2012

nr. 11/01713

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 juli 2011, nr. 10/00456, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.

Belanghebbende is tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het door hem tegen deze aanslag gemaakte bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank te Breda.

Nadien heeft de Inspecteur alsnog uitspraak gedaan op het bezwaar, bij welke uitspraak de aanslag is verminderd en het verzoek om een kostenvergoeding is afgewezen.

De Rechtbank (nr. AWB 09/04720) heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover gericht tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar, en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, belanghebbende in beroep voor zover het betreft het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar alsnog ontvankelijk verklaard, en de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor zover het de vergoeding van kosten van bezwaar betreft. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klacht en ambtshalve

3.1. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard. Belanghebbende klaagt er derhalve terecht over dat het Hof bij de veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voorbij is gegaan aan de kosten van belanghebbende ter zake van het geding voor de Rechtbank. De klacht slaagt mitsdien.

3.2. Nu het Hof de uitspraak van de Rechtbank vernietigde, had het Hof op grond van artikel 27p, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen eveneens moeten gelasten dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem bij de Rechtbank betaalde griffierecht vergoedt.

3.3. Gelet op hetgeen hiervoor in 3.1 en 3.2 is overwogen kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven voor zover het de vergoeding van griffierecht en proceskosten ter zake van het geding voor de Rechtbank betreft.

3.4. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De uitspraak van het Hof en de stukken van het geding bevatten geen aanwijzingen dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval toekenning van een vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsfase achterwege zou kunnen blijven. De door de Inspecteur ter zake aan belanghebbende te vergoeden proceskosten worden gesteld op 2 (beroepschrift en verschijnen ter zitting) maal 0,25 (wegingsfactor) maal € 437 = € 218,50. Het voor de procedure bij de Rechtbank betaalde griffierecht, dat door de Inspecteur vergoed moet worden, bedraagt € 41.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover daarbij een veroordeling van de Inspecteur tot vergoeding van het door belanghebbende bij de Rechtbank betaalde griffierecht alsmede een vergoeding van de proceskosten aan de zijde van belanghebbende ter zake van het geding voor de Rechtbank achterwege is gebleven,

gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het bij de Rechtbank betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor de Rechtbank ten bedrage van € 41,

veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding voor de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 218,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 112, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 218,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2012.