Home

Hoge Raad, 09-11-2012, BX8493, 11/03832

Hoge Raad, 09-11-2012, BX8493, 11/03832

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 november 2012
Datum publicatie
9 november 2012
ECLI
ECLI:NL:HR:2012:BX8493
Formele relaties
Zaaknummer
11/03832

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Artikel 3.92, lid 3, Wet IB 2001. Verhuur van onroerende zaken aan een BV waarvan de aandelen zijn overgedragen aan de moeder van belanghebbende in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijk?

Uitspraak

9 november 2012

nr. 11/03832

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 12 juli 2011, nrs. 10/00260, 10/00263 en 10/00264, betreffende (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2001 en 2002 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede voor het jaar 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur zijn verminderd.

De Rechtbank te Arnhem (nrs. AWB 08/4749, 08/4750 en 08/4751) heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 30 augustus 2012 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1. Belanghebbende dreef samen met zijn echtgenote in de vorm van een vennootschap onder firma een campingbedrijf (hierna: de camping). De werkzaamheden ten behoeve van de camping werden hoofdzakelijk door belanghebbendes echtgenote verricht.

3.1.2. Op 22 december 2000 hebben belanghebbende en zijn echtgenote een besloten vennootschap (hierna: de BV) opgericht waarin zij per die datum de camping hebben ingebracht. Niet ingebracht zijn de onroerende zaken van de camping bestaande uit het campingterrein met kantine en werkplaats (hierna: de onroerende zaken). De onroerende zaken zijn tot het privévermogen van belanghebbende en zijn echtgenote gaan behoren en worden aan de BV verhuurd.

3.1.3. Op 28 december 2001 hebben belanghebbende en zijn echtgenote de aandelen in de BV verkocht en geleverd aan de moeder van belanghebbende (hierna: moeder). De koopsom ter grootte van € 4600 is gebaseerd op de intrinsieke waarde van de aandelen op de overdrachtsdatum. Na de aandelenoverdracht zijn belanghebbende en zijn echtgenote bestuurders van de BV gebleven en hebben zij hun werkzaamheden en de verhuur van de onroerende zaken ongewijzigd voortgezet. Moeder verricht geen werkzaamheden voor de BV.

3.2. Tussen partijen is in geschil of de verhuur van de onroerende zaken na 28 december 2001 als een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling in de zin van artikel 3.92, lid 3, van de Wet IB 2001 (hierna: de Wet) moet worden aangemerkt.

3.3.1. Het Hof heeft als uitgangspunt genomen dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling in de zin van artikel 3.92, lid 3, van de Wet niet slechts de terbeschikkingstellingshandeling zelf doch het geheel van rechtshandelingen dat met de terbeschikkingstelling verband houdt in aanmerking moet worden genomen (vgl. HR 15 oktober 2010, nr. 09/02120, LJN BL3577, BNB 2011/36).

3.3.2. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat tot "het geheel van omstandigheden" als bedoeld in het hiervoor in 3.3.1 vermelde arrest in dit geval ook de aandelenoverdracht aan moeder behoort. Aan dit oordeel heeft het Hof onder meer ten grondslag gelegd dat belanghebbende en zijn echtgenote de aandelen niet aan een derde zouden hebben verkocht, aangezien zij een aanzienlijk bedrag hebben geïnvesteerd in de onroerende zaken van de camping en zij al hun werkzaamheden ten behoeve van het campingbedrijf zijn blijven verrichten en voorts dat de overdracht van de aandelen heeft plaatsgevonden met het oog op het ontgaan van de terbeschikkingstellingsregeling.

3.3.3. De middelen keren zich tegen het hiervoor in 3.3.2 vermelde oordeel met in de eerste plaats het betoog dat de aandelenoverdracht niet een rechtshandeling is die verband houdt met het verhuren/ter beschikking stellen van de onroerende zaken. Ook indien sprake zou zijn van een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke aandelenoverdracht leidt dit niet, aldus de middelen, tot een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling, omdat er ten aanzien van de terbeschikkingstelling niets wijzigt.

De middelen falen in zoverre. Alle omstandigheden van het geval moeten in de beoordeling van de ongebruikelijkheid in het maatschappelijke verkeer van de terbeschikkingstelling worden betrokken. Daaronder valt ook een aandelenoverdracht als de onderhavige die tot gevolg heeft dat niet langer sprake is van een terbeschikkingstelling in de zin van artikel 3.92, lid 1, letter a, van de Wet. Indien de aandelenoverdracht ongebruikelijk is, leidt die omstandigheid tot een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling in de zin van artikel 3.92, lid 3, van de Wet. Daaraan doet dan niet af dat de verhuurovereenkomst ongewijzigd is gebleven.

3.3.4. Voor het overige richten de middelen zich tegen het hiervoor in 3.3.2 vermelde oordeel van het Hof met het betoog dat bij de aandelenoverdracht geen rechtshandelingen hebben plaatsgevonden die betrekking hebben op de terbeschikkingstelling van de onroerende zaken, dat bij een dergelijke aandelenoverdracht, ook tussen derden, de voorwaarden van de huurovereenkomst niet kunnen worden aangepast en dat derhalve door die aandelenoverdracht geen in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling kan zijn ontstaan.

De middelen falen ook in zoverre. Ook door buiten de rechtsverhouding tussen huurder en verhuurder staande omstandigheden kan sprake zijn van een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling. Daardoor kan - indien een dergelijke omstandigheid zich voordoet - ook bij een ongewijzigde rechtsverhouding tussen huurder en verhuurder een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling ontstaan.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck, C.H.W.M. Sterk, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2012.