Hoge Raad, 12-10-2012, BX9945, 11/03324
Hoge Raad, 12-10-2012, BX9945, 11/03324
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 oktober 2012
- Datum publicatie
- 12 oktober 2012
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2012:BX9945
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2011:BR1212, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 11/03324
Inhoudsindicatie
Energiebelasting; artikelen 36k, lid 3, en 36q Wbm; Richtlijn 2003/96/EG; vrijstellingen. In geval van samenloop gaat de toepassing van de vrijstelling voor het gebruik van elektriciteit voor metallurgische procédés vooraf aan de toepassing van de vrijstelling voor zakelijk verbruik van elektriciteit bij verbruik van meer dan 10 miljoen kWh per twaalf maanden; HR 5 oktober 2012, nr. 10/03568, LJN BR7045.
Uitspraak
12 oktober 2012
Nr. 11/03324
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 21 juni 2011, nr. BK-10/00417, betreffende een beschikking op een verzoek van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) om teruggaaf van energiebelasting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van energiebelasting voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005. De Inspecteur heeft bij beschikking een gedeeltelijke teruggaaf toegekend. De beschikking is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. AWB 07/9519 REGEB) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur vernietigd, de beschikking gewijzigd en het bedrag van teruggaaf van energiebelasting bepaald op een bedrag van € 73.805. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende heeft in 2005 ten behoeve van haar productieprocessen in totaal 26.494.174 kWh aan elektriciteit afgenomen. Van het totale energieverbruik is 6.659.286 kWh aangewend voor zogenoemde metallurgische procédés. Voor de eerst afgenomen hoeveelheid van tien miljoen kWh heeft belanghebbende energiebelasting betaald aan de leverancier van de elektriciteit.
3.1.2. Op 10 februari 2006 heeft belanghebbende onder verwijzing naar artikel 36l, lid 13, van de Wet belastingen op milieugrondslag (tekst 2005; hierna: de Wet) de Inspecteur verzocht om teruggaaf van de door haar aan haar leverancier van elektriciteit betaalde energiebelasting die zij heeft gebruikt voor metallurgische procédés. Zij heeft verzocht om een teruggaaf van € 48.988. De Inspecteur heeft een teruggaaf toegekend voor een bedrag van € 16.495.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat met betrekking tot de door belanghebbende verbruikte elektriciteit de beide vrijstellingen van artikel 36k, lid 3, van de Wet en van artikel 36q van de Wet van toepassing zijn. Het Hof heeft in dat kader geoordeeld dat voor de bepaling van de grens van tien miljoen kWh bedoeld in artikel 36q van de Wet ook mag worden meegerekend de hoeveelheid elektriciteit die ten behoeve van metallurgische procédés is gebruikt en die op grond van artikel 36k, lid 3, van de Wet is vrijgesteld van energiebelasting.
3.3. Het middel richt zich tegen het hiervoor in 3.2 laatstvermelde oordeel van het Hof met betrekking tot de wijze waarop bij samenloop van de beide vrijstellingen de grens van tien miljoen kWh moet worden berekend. Het middel betoogt dat de totale hoeveelheid elektriciteit die ten behoeve van metallurgische procédés is gebruikt en op die grond is vrijgesteld van betaling van energiebelasting, niet mag worden meegerekend voor de bepaling van de grens van tien miljoen kWh.
3.4. Bij samenloop van de hiervoor in 3.2 vermelde wettelijke vrijstellingen heeft te gelden dat ten behoeve van de vaststelling van de grens van tien miljoen kWh ter zake van grootverbruik van elektriciteit het gebruik van elektriciteit voor chemische reductie of voor elektrolytische en metallurgische procédés niet in aanmerking dient te worden genomen (zie HR 5 oktober 2012, nr. 10/03568, LJN BR7045). Het middel slaagt derhalve. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, C.H.W.M. Sterk en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2012.