Home

Hoge Raad, 12-07-2013, ECLI:NL:HR:2013:110, 13/03267

Hoge Raad, 12-07-2013, ECLI:NL:HR:2013:110, 13/03267

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 juli 2013
Datum publicatie
18 juli 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:110
Formele relaties
Zaaknummer
13/03267

Inhoudsindicatie

Uitspraak vierde kamer. Vordering PG tot ontslag rechterlijk ambtenaar op grond van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte; art. 46i lid 1 en 46j Wrra.

Uitspraak

12 juli 2013

Vierde Kamer

12/03267

EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

op een vordering als bedoeld in artikel 46o van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden van 24 juni 2013, tot ontslag als rechterlijk ambtenaar van:

[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1950, wonende te [woonplaats].

1 De vordering van de Procureur-Generaal

De Procureur-Generaal heeft op 24 juni 2013 schriftelijk gevorderd dat de Hoge Raad betrokkene op voet van artikel 46i, lid 1, Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (hierna: Wrra) zal ontslaan met ingang van 1 augustus 2013.

Bij de vordering heeft de Procureur-Generaal de volgende stukken overgelegd:

i. Het verzoek ontslag van [betrokkene] te vorderen, ingediend door het bestuur van de rechtbank Zutphen van 22 mei 2012, met bijlagen;

ii. De brief van mr. H.C. Naves, president van de rechtbank Gelderland, van 19 april 2013, met bijlagen waaronder het deskundigenoordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemers (hierna: UWV) van 3 april 2013;

iii. De brief van de Procureur-Generaal van 10 juni 2013 aan [betrokkene];

iv. De brief van [betrokkene] van 17 juni 2013 aan de Procureur-Generaal.

2 De raadkamer

Op 1 juli 2013 is door de Hoge Raad in raadkamer het onderzoek ingesteld, als bedoeld in artikel 46p, lid 1, Wrra.

[betrokkene] heeft bij brief van 17 juni 2013 aan de Procureur-Generaal laten weten geen gebruik te zullen maken van de mogelijkheid zijn zienswijze bij het onderzoek naar voren te brengen. Voorts heeft hij in deze brief aangegeven zich te kunnen vinden in het voornemen tot ontslag op grond van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte.

De president van de rechtbank Gelderland heeft per email van 26 juni 2013 aan de Procureur-Generaal aangegeven geen gebruik te willen maken van het recht gehoord te worden.

De Procureur-Generaal heeft in raadkamer de vordering mondeling toegelicht.

3 Beoordeling

Betrokkene is rechter in de rechtbank Gelderland en derhalve voor het leven benoemd rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 46b Wrra.

Artikel 46i Wrra, lid 1, bepaalt dat de rechterlijk ambtenaar, wanneer hij wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, door de Hoge Raad kan worden ontslagen, indien:

  1. de ongeschiktheid twee jaar onafgebroken heeft geduurd;

  2. herstel van zijn ziekte binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar redelijkerwijs niet is te verwachten; en

  3. naar het oordeel van de functionele autoriteit duurzame re-integratie in de eigen arbeid, in andere passende arbeid bij een gerecht of binnen het gezagsbereik van de Minister van Veiligheid en Justitie, of in passende arbeid buiten dat gezagsbereik, niet binnen een redelijke termijn is te verwachten.

Artikel 46j Wrra bepaalt voorts dat bij de beoordeling of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 46i, lid 1, de uitslag wordt betrokken van de beoordeling door het UWV.

Uit de door de Procureur-Generaal overgelegde stukken blijkt dat betrokkene wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Uit het op 3 april 2013 door het UWV op verzoek van de president van de rechtbank Gelderland uitgebrachte deskundigenoordeel blijkt dat betrokkene op 1 april 2013 twee jaar lang door ziekte of gebrek ongeschikt is geweest voor het verrichten van zijn functie en dat herstel binnen zes maanden niet te verwachten is. Uit het in raadkamer gehouden onderzoek is gebleken dat door de chronische en progressieve ziekte van betrokkene herstel ook nadien niet te verwachten valt. Ook re-integratie is niet mogelijk.

De Hoge Raad is van oordeel dat uit de stukken en het ingestelde onderzoek blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 46i, lid 1, Wrra, en dat voldoende gronden aanwezig zijn om betrokkene per 1 augustus 2013 als rechterlijk ambtenaar te ontslaan op de voet van artikel 46i Wrra.

4 Beslissing