Home

Hoge Raad, 20-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1788, 12/03692

Hoge Raad, 20-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1788, 12/03692

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 december 2013
Datum publicatie
20 december 2013
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:1788
Formele relaties
Zaaknummer
12/03692

Inhoudsindicatie

Art. 220e Gemeentewet (tekst 2009). Verpleeg- en verzorgingshuizen. Welke gedeelten zijn 'in-hoofdzaak-woondelen'?

Uitspraak

20 december 2013

nr. 12/03692

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 20 juni 2012, nr. BK-11/00189, betreffende aan Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen.

1 Het geding in feitelijke instanties

Ten aanzien van belanghebbende zijn bij in één geschrift vervatte beschikkingen de waarde van de onroerende zaken [a-straat] 4, [a-straat] 6 en [a-straat] 8 te [Q] (hierna: de onroerende zaken) voor het kalenderjaar 2009 vastgesteld. Aan belanghebbende zijn voor dat jaar wegens het gebruik krachtens zakelijk recht van de onroerende zaken aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Veere opgelegd naar de waarden vastgesteld bij voormelde beschikkingen.

Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Veere bij in één geschrift vervatte uitspraken de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.

De Rechtbank te Middelburg (nr. AWB 10/260) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslagen verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2 Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Het College heeft het incidentele beroep beantwoord.

Het College heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.

Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 12 juni 2013 geconcludeerd tot gegrondverklaring van beide beroepen.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3 Uitgangspunten in cassatie

3.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

3.1.1.

De onroerende zaken zijn ingericht als groepswoningen (hierna: de groepswoningen), steeds ten behoeve van de verzorging van zes mensen. Twee groepswoningen zijn bestemd voor mensen met dementie en de derde groepswoning voor mensen met een lichamelijke beperking.

3.1.2.

Degenen die in de groepswoningen verblijven (hierna: de bewoners) hebben ieder een eigen kamer waarin een bed is geplaatst en waarin zij naar believen een gemakkelijke stoel en een of meer kleine meubelen kunnen plaatsen. De kamer beschikt over een radio-, tv- en telefoonaansluiting. Elke bewoner heeft naast zijn kamer de beschikking over een afzonderlijke eigen sanitaire ruimte met douche, toilet en wastafel.

3.1.3.

Twee van de groepswoningen beschikken naast de zes (slaap)kamers en sanitaire ruimten over een gemeenschappelijke woonkamer met open keuken, een bijkeuken, een multifunctionele ruimte, een hobbykamer, een rookruimte, alsmede een gang, entree, toilet en berging.

3.1.4.

De derde groepswoning beschikt naast de zes (slaap)kamers en sanitaire ruimten over een gemeenschappelijke woonkamer met open keuken en bijkeuken, twee multifunctionele ruimten, een rookruimte, een gemeenschappelijke badkamer, alsmede een gang, entree, toilet en berging.

3.2.1.

Voor het Hof was in geschil of de groepswoningen gedeelten omvatten die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden en daarom ingevolge artikel 220e van de Gemeentewet buiten aanmerking moeten worden gelaten bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting. Het betreft, per groepswoning, meer in het bijzonder de (slaap)kamers, de multifunctionele ruimten, de rookruimten, de hobbykamers, de gemeenschappelijke woonkamers met open keuken en bijkeuken en de gangen.

3.2.2.

Het Hof heeft geoordeeld dat een onroerende zaak in hoofdzaak tot woning dient indien de waarde van die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen daarvan die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat van een deel van een onroerende zaak die tot woning dient dan wel volledig dienstbaar is aan woondoeleinden ook sprake kan zijn bij een onzelfstandige eenheid waarbij voorzieningen worden gedeeld met bewoners van andere eenheden, dat de afsluitbaarheid van een onzelfstandig deel niet noodzakelijk is voor het oordeel dat die ruimte tot woning dient en dat de verzorgingsfunctie van een onroerende zaak als geheel niet uitsluit dat delen van die onroerende zaak op zichzelf beschouwd tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Het Hof concludeert dat bij de eigen kamers met eigen sanitaire ruimten, de huiskamers, de rookruimten en de hobbykamers, de woonfunctie daarvan voorop staat en voorts dat de gemeenschappelijke badkamer en de gemeenschappelijke keukens met bijkeukens volledig dienstbaar zijn aan het wonen. De multifunctionele ruimten acht het Hof niet volledig dienstbaar aan woondoeleinden, nu deze voor allerlei doeleinden worden gebruikt. Ten aanzien van de gangen heeft het Hof geoordeeld dat deze evenmin volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden nu deze gangen een verbinding vormen tussen de ruimten die worden gebruikt als entree, toilet en berging, van welke ruimten niet in geschil is dat zij niet volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

4 Beoordeling van de in het principale beroep aangevoerde klacht

5 Beoordeling van de in het incidentele beroep voorgestelde middelen

6 Slotsom

7 Proceskosten

8 Beslissing