Hoge Raad, 12-07-2013, ECLI:NL:HR:2013:32, 12/04312
Hoge Raad, 12-07-2013, ECLI:NL:HR:2013:32, 12/04312
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 juli 2013
- Datum publicatie
- 12 juli 2013
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2013:32
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2012:BX4437, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 12/04312
Inhoudsindicatie
Het standpunt dat verkregen optierechten in geen van de daarvoor in aanmerking komende jaren tot het inkomen behoorden is niet verdedigbaar; geen pleitbaar standpunt.
Uitspraak
12 juli 2013
nr. 12/04312
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 2 augustus 2012, nr. 12/00020, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen de daarbij gegeven boetebeschikking.
1 Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is over het jaar 2002 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een boete. De navorderingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 09/4019) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag en de boete verminderd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover daarbij (i) het beroep inzake de navorderingsaanslag gegrond is verklaard, (ii) de uitspraak op bezwaar inzake de navorderingsaanslag is vernietigd en (iii) de navorderingsaanslag is verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 112.111. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank voor het overige bevestigd. Voorts heeft het Hof de uitspraak van de Inspecteur inzake de navorderingsaanslag bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2 Geding in cassatie
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De beroepschriften in cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Nu dit geschrift bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
3 Uitgangspunten in cassatie
Aan belanghebbende zijn in 1999, 2000, 2002 en 2003 door zijn werkgevers [A] Inc. (hierna: [A]) en [B2] B.V. (hierna: [B2]), aandelenopties toegekend. In de jaren 2000 tot en met 2006 heeft belanghebbende steeds een deel van de opties uitgeoefend.
Aan belanghebbende is voor het onderhavige jaar (2002) overeenkomstig de door hem gedane aangifte een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 91.044. In het aangegeven en vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning zijn geen bedragen ter zake van de optierechten begrepen.
De Inspecteur heeft met dagtekening 30 december 2008 ter zake van deze optierechten de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd. Deze aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 118.734 en is gebaseerd op het uitgangspunt dat de optierechten tot het inkomen moeten worden gerekend op het moment waarop deze onvoorwaardelijk uitoefenbaar worden. Tevens heeft de Inspecteur op de voet van artikel 67e, leden 1 en 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) een vergrijpboete opgelegd van 50 percent van de nagevorderde belasting.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat belastingheffing over de optierechten dient plaats te vinden op het moment van toekenning ervan. Partijen verschillen niet van mening dat in dat geval het belastbare inkomen uit werk en woning moet worden verminderd met een bedrag van € 6623 tot € 112.111. De Rechtbank heeft de vergrijpboete dienovereenkomstig verminderd met een bedrag van € 1722 tot € 5477. In verband met een overschrijding van de redelijke termijn heeft de Rechtbank de boete verder gematigd met 10 percent tot € 4929.
Bij het Hof was onder meer in geschil tot welk bedrag belanghebbende in het onderhavige jaar een belast voordeel uit optierechten heeft genoten en of de Inspecteur beschikte over een navordering rechtvaardigend nieuw feit.
Het Hof heeft geoordeeld dat de optierechten aan belanghebbende zijn toegekend onder de voorwaarde dat hij op het moment van uitoefening nog in dienst zou zijn van [A] respectievelijk [B2], zodat deze moeten worden belast op het moment waarop de opties onvoorwaardelijk uitoefenbaar worden. Hieraan heeft het Hof de conclusie verbonden dat de Inspecteur de navorderingsaanslag tot het juiste bedrag heeft berekend.
Voorts heeft het Hof overwogen dat sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt, dat belanghebbende te kwader trouw is in de zin van artikel 16, lid 1, van de AWR en dat de navorderingsaanslag tijdig is opgelegd.
Ten aanzien van de boete heeft het Hof geoordeeld dat het aan opzet van belanghebbende te wijten is dat bij de primitieve aanslagregeling te weinig belasting is geheven. Doordat belanghebbende in geen van de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de relevante belastingjaren melding heeft gemaakt van het bezit van optierechten, heeft hij zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting zou worden geheven en heeft hij deze kans bewust aanvaard. Van een pleitbaar standpunt is volgens het Hof om die reden geen sprake, althans niet voor het gehele bedrag. Een vergrijpboete van 50 percent is volgens het Hof in overeenstemming met de ernst van het vergrijp. Gelet op het feit dat de Rechtbank in eerste aanleg een lager bedrag ter zake van opties belastbaar achtte, heeft het Hof de boete gehandhaafd op het bedrag dat de Rechtbank heeft vastgesteld, zijnde € 4929. In zoverre heeft het Hof belanghebbendes standpunt pleitbaar geacht. Het Hof heeft de boete overigens passend en geboden geacht.