Hoge Raad, 28-06-2013, ECLI:NL:HR:2013:40, 12/01073
Hoge Raad, 28-06-2013, ECLI:NL:HR:2013:40, 12/01073
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 28 juni 2013
- Datum publicatie
- 4 juli 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2013:40
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ7188, Gevolgd
- Zaaknummer
- 12/01073
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht. Buitengerechtelijke incassokosten. Vermeerdering met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW in plaats van met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW. Hoge Raad doet zelf de zaak af.
Uitspraak
28 juni 2013
Eerste Kamer
nr. 12/01073
EE/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
COÖPERATIEVE RABOBANK VLIETSTREEK-ZOETERMEER U.A.,gevestigd te Zoetermeer,
EISERES tot cassatie,
advocaten: mr. B.T.M. van der Wiel en mr. P.A. Fruytier,
t e g e n
1. DESENCO INTERIOR CONTRACT MANAGEMENT B.V.,gevestigd te Zoetermeer,
2. DESENCO OFFICE PLANNING & PROJECT MANAGEMENT B.V.,gevestigd te Zoetermeer,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. M.S. van der Keur.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Rabobank en Desenco.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
-
de vonnissen in de zaak 305581/HA ZA 08-663 van de rechtbank ’s-Gravenhage van 4 juni 2008, 18 maart 2009 en 22 april 2009;
-
het arrest in de zaak 200.035.386/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 22 november 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Rabobank beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Desenco heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, voor zover de wettelijke handelsrente is toegewezen over de buitengerechtelijke kosten, en tot afdoening van de zaak zoals vermeld in de conclusie.
De advocaat van Rabobank heeft bij brief van18 april 2013 op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van het middel
De in de onderdelen 1-8 van het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Onderdeel 9 klaagt erover dat het hof de veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten heeft vermeerderd met de wettelijke handelsrente (art. 6:119a BW). Deze klacht slaagt. Buitengerechtelijke kosten dienen te worden aangemerkt als vermogensschade (art. 6:96 lid 2, aanhef en onder c, BW). De wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW heeft echter uitsluitend betrekking op verplichtingen tot betaling uit handelsovereenkomsten. Een verplichting tot vergoeding van schade kan daartoe niet worden gerekend (vgl. de considerans onder 13 van van Richtlijn 2000/35/EG, waarop art. 119a stoelt, alsmede Kamerstukken II 2001-2002, 28 239, nr. 3, p. 10).
De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen door de in het dictum wegens buitengerechtelijke incassokosten toegewezen bedragen van € 5.160,-- en € 904,-- te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW in plaats van met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW.