Hoge Raad, 20-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1455, 13/02432
Hoge Raad, 20-06-2014, ECLI:NL:HR:2014:1455, 13/02432
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 juni 2014
- Datum publicatie
- 20 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:1455
- Zaaknummer
- 13/02432
Inhoudsindicatie
Art. 6:6 en art. 8:37, lid 2, Awb. Mocht Rechtbank beroep niet-ontvankelijk verklaren na overschrijding van per faxbericht gestelde termijn? HR BNB 2008/155 en 2013/161.
Uitspraak
20 juni 2014
nr. 13/02432
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 11 april 2013, nrs. AWB 12/2719 t/m 12/2730, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank te Haarlem van 6 november 2012, nrs. AWB 12/2719 t/m 12/2730 betreffende aan belanghebbende over een aantal jaren opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de vermogensbelasting. De uitspraak van de Rechtbank op het verzet is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van het middel
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
De gemachtigde van belanghebbende (hierna: de gemachtigde) heeft bij brief van 4 juni 2012 beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Inspecteur. In die brief waren de gronden van het beroep niet vermeld. Op het briefpapier dat de gemachtigde daarbij heeft gebruikt, staat in het briefhoofd het adres van diens kantoor en tevens een faxnummer vermeld.
Op 18 juni 2012 heeft de griffier van de Rechtbank naar het hiervoor in 2.1.1 bedoelde faxnummer een bericht gefaxt, inhoudende de mededeling dat het beroepschrift niet de gronden van het beroep bevat alsmede het verzoek dat verzuim binnen vier weken te herstellen.
Bij brief van 10 juli 2012 heeft de gemachtigde verzocht om uitstel van deze termijn tot 27 augustus 2012. Bij per fax verzonden brief van 11 juli 2012 heeft de griffier van de Rechtbank nader uitstel verleend tot 27 augustus 2012.
Bij brief van 1 augustus 2012 heeft de gemachtigde verzocht om nader uitstel tot 5 september 2012 voor het indienen van de gronden van het beroep. Vervolgens heeft hij bij brief van 20 augustus 2012 verzocht om een laatste uitstel tot 8 oktober 2012. De griffier van de Rechtbank heeft bij per fax verzonden brief van 21 augustus 2012 een laatste uitstel verleend tot 8 oktober 2012 onder mededeling dat bij niet-tijdige reactie de beroepen niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard.
Bij haar uitspraak van 6 november 2012 heeft de Rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens de omstandigheid dat de gronden van het beroep niet binnen de daartoe gestelde termijn zijn meegedeeld.
In haar thans in cassatie bestreden uitspraak heeft de Rechtbank het daartegen gerichte verzet ongegrond verklaard. Daartoe heeft de Rechtbank onder meer overwogen dat het voor belanghebbende kenbaar moet zijn dat de Rechtbank het faxverkeer gebruikt of kan gebruiken bij het stellen van een fatale termijn. De Rechtbank is van oordeel dat in een situatie waarin door de Rechtbank in dezelfde zaken al twee keer per fax een termijn is gesteld of uitstel van deze termijn is verleend, welke faxberichten blijkens de reacties van de gemachtigde deugdelijk zijn ontvangen, de gemachtigde er rekening mee heeft moeten houden dat de reactie van de Rechtbank op zijn verzoek om een laatste uitstel van de termijn voor indiening van gronden, ook per fax zou worden verzonden. Hiertegen richt zich het middel.
Artikel 8:37 van de Awb houdt de regel in dat de rechtbank processtukken verzendt bij brief. Daarbij is bovendien geregeld wanneer een stuk moet worden verzonden bij aangetekende brief of bij brief met ontvangstbevestiging, en wanneer bij gewone brief. De rechtbank kan echter bepalen dat hiervan wordt afgeweken.
Indien een gerecht gebruik maakt van faxverkeer dient het er rekening mee te houden dat die wijze van communicatie van de geadresseerde vereist dat deze bijzondere maatregelen neemt om veilig te stellen dat een hem aldus toegezonden bericht dezelfde aandacht krijgt als hij gewoon is te geven aan bij hem bezorgde brieven, in het bijzonder brieven van gerechtelijke instanties. Dit brengt mee dat een gerecht een besluit om per fax een termijn te stellen voor herstel van een in potentie fataal verzuim, bekend dient te hebben gemaakt alvorens zich van een dergelijk communicatiemiddel te bedienen (vgl. HR 7 december 2007, nr. 43106, ECLI:NL:HR:2007:BB9537, BNB 2008/155; zie ook HR 12 april 2013, nr. 11/05101, ECLI:NL:HR:2013:BY3238, BNB 2013/161).
In het onderhavige geval heeft de griffier van de Rechtbank in het hiervoor in 2.1.4 bedoelde faxbericht aan de gemachtigde een laatste termijn gesteld, waarna een vereenvoudigde afdoening is gevolgd als bedoeld in artikel 8:54 van de Awb. In artikel 2, lid 2, van de Procesregeling bestuursrecht 2010 (Stcrt. 2010, nr. 12031) hebben de rechtbanken bepaald dat toezending van die stukken aangetekend of met bericht van ontvangst of per fax kan geschieden. Daarmee heeft echter geen bekendmaking plaatsgevonden zoals vereist door het zojuist vermelde arrest van 7 december 2007. Het hiervoor vermelde artikel 2, lid 2, noemt slechts de mogelijkheid van het gebruik van de fax, evenwel zonder vermelding van een beslissing dat, en in welke (categorieën) gevallen daarvan gebruik zal worden gemaakt. Bij een zodanige mate van onzekerheid over het gebruik van de fax door de rechtbank kan van betrokkenen niet worden verlangd dat zij de hiervoor in 2.3.2 bedoelde bijzondere maatregelen nemen. Dat kan eerst van hen worden verlangd als de procesregeling van het gerecht inhoudt dat alle stukken, dan wel alle stukken van een categorie waartoe het onderhavige stuk behoort, in de regel of in alle gevallen per fax worden verzonden indien de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is (zie voormeld arrest van de Hoge Raad van 12 april 2013).
Nu uit de uitspraak van de Rechtbank of de stukken van het geding niet blijkt dat de Rechtbank haar beslissing om van faxverkeer gebruik te maken anderszins aan de gemachtigde bekend had gemaakt, brengt het voorgaande mee dat zij aan het niet-naleven van een in het onderhavige faxbericht gestelde termijn, geen voor de geadresseerde nadelige gevolgen mocht verbinden. De omstandigheid dat de Rechtbank al twee keer eerder per fax een termijn had gesteld of uitstel van de termijn had verleend, kan niet als een zodanige bekendmaking worden aangemerkt. Het middel slaagt daarom.
De uitspraak van de Rechtbank kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan het verzet afdoen. Het verzet dient gegrond te worden verklaard.
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het verzet bij de Rechtbank.