Hoge Raad, 03-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2887, 14/01096
Hoge Raad, 03-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2887, 14/01096
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 3 oktober 2014
- Datum publicatie
- 3 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:2887
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2014:146
- Zaaknummer
- 14/01096
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
3 oktober 2014
Nr. 14/01096
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch van 23 januari 2014, nr. 12/00629, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. 11/6290) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2004 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. G.J.M.E. de Bont, advocaat te Amsterdam.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.