Hoge Raad, 17-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2978, 13/01228
Hoge Raad, 17-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2978, 13/01228
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 oktober 2014
- Datum publicatie
- 17 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:2978
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:112, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ2852, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/01228
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Art. 3:12, lid 1, Wet IB 2001. Landbouwvrijstelling. Verkoop grond na sloop van glasopstanden. Komt een boekverlies op de glasopstanden in mindering op de vrijgestelde opbrengst van de grond?
Uitspraak
17 oktober 2014
nr. 13/01228
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 30 januari 2013, nr. BK-11/00655, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. AWB 10/1171 IB/PVV) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2006 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 25 februari 2014 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de middelen
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende dreef in het onderhavige jaar (2006) met zijn echtgenote een amarylliskwekerij. Hun samenwerking had de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: de VOF). Ieder van de vennoten was gerechtigd tot de helft van de winst van de VOF.
In 2006 heeft de VOF met een derde een overeenkomst van koop en verkoop gesloten waarin de VOF zich heeft verplicht onder meer te verkopen en te leveren "een nieuw vervaardigde bouwrijpe kavel" (hierna: de grond). De overeenkomst vermeldt onder meer het volgende:
"de nieuw vervaardigde bouwrijpe kavel tuinland op de datum van notarieel transport waarbij de thans op het verkochte gestichte glasopstanden, installaties, silo’s, betonvoeten, betonpaden, funderingen, leidingen, grondverwarmingsslangen, stoomdrainage (…) en overige toebehoren waaronder begrepen puin, plastic, glasresten worden door en voor rekening van verkoper voor de datum van eigendomsoverdracht afgebroken, verwijderd en afgevoerd, de gaten gedicht en het perceel licht geëgaliseerd. (…)
De hiervoor beschreven werkzaamheden zullen plaatsvinden met het oog op de bebouwing van het terrein met een compleet glastuinbouwbedrijf.”
Op grond van dit beding zijn voorafgaand aan de levering en voor rekening van de VOF de zich op de grond bevindende glasopstanden, installaties, silo’s en dergelijke (hierna: de glasopstanden) door een sloopbedrijf gesloopt. De sloopmaterialen zijn door het sloopbedrijf aangekocht en de VOF en het sloopbedrijf hebben de kosten van de sloop en de opbrengsten van de sloopmaterialen met gesloten beurzen verrekend.
Voor het Hof was in geschil het antwoord op de vraag of bij de berekening van het bedrag waarop de vrijstelling bedoeld in artikel 3.12, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (de landbouwvrijstelling) van toepassing is, een boekverlies op de glasopstanden in aanmerking moet worden genomen.
Het Hof heeft die vraag bevestigend beantwoord. Het heeft daartoe geoordeeld dat voor belanghebbende het primaire doel van de sloop van de glasopstanden was de grond daarvan vrij te maken teneinde deze in overeenstemming met de hiervoor in 2.1.2 genoemde overeenkomst als bouwterrein te kunnen leveren, en dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de koper voor belanghebbende een bijkomstig doel was. Het Hof heeft hieraan de conclusie verbonden dat belanghebbende de boekwaarde van de glasopstanden heeft opgeofferd om de grond vrij te maken, zodat die boekwaarde geheel aan de grond moet worden toegerekend en dus leidt tot een hogere boekwaarde van de grond.
Tegen deze oordelen richten zich de middelen.
Het voor de toepassing van de landbouwvrijstelling in aanmerking te nemen voordeel bij vervreemding bestaat in een geval als het onderhavige uit de bij de verkoop van de grond behaalde opbrengst, verminderd met de ten laste van de verkoper komende kosten die zijn verbonden aan de realisering van die opbrengst en verminderd met de boekwaarde van de grond. De aan de landbouwvrijstelling ten grondslag liggende gedachte, te weten het voor de belastingheffing uitschakelen van inflatiewinsten met betrekking tot de in het kader van de uitoefening van het landbouwbedrijf in gebruik zijnde gronden, staat niet eraan in de weg bij de bepaling van de omvang van het vrij te stellen voordeel rekening te houden met de kosten die zijn gemoeid met de aanschaf of voortbrenging van de grond en met de kosten die zijn gemoeid met de vervreemding daarvan. Voor zover de middelen uitgaan van een andere rechtsopvatting falen zij.
Met zijn hiervoor in 2.2 weergegeven oordelen heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat de sloop van de glasopstanden was vereist teneinde de grond als bouwterrein te kunnen leveren overeenkomstig de hiervoor in 2.1.2 vermelde condities uit de overeenkomst van koop en verkoop en dat de sloop van de glasopstanden geschiedde teneinde dat bouwterrein voort te brengen.
Uit de uitspraak van het Hof of de stukken van het geding blijkt niet dat belanghebbende in het geding heeft gesteld dat de bedrijfswaarde van de glasopstanden afwijkt van de boekwaarde daarvan ten tijde van de sloop. In dat geval dient de boekwaarde van de glasopstanden aan de boekwaarde van de grond te worden toegevoegd. Dit in aanmerking nemende, geven ‘s Hofs oordelen als hiervoor in 2.2 weergegeven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Zij kunnen, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Zij zijn ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het Hof hoefde zich van deze oordelen niet te laten weerhouden door de door belanghebbende gestelde omstandigheden dat de (boek)waarde van de glasopstanden geen invloed had op de (ver)koopprijs van de grond en dat de glasopstanden slechts werden gesloopt teneinde vrij van overdrachtsbelasting een bouwterrein in de zin van artikel 11, lid 1, letter a, onder 1o, van de Wet op de omzetbelasting 1968 te kunnen leveren.
De middelen falen derhalve ook voor het overige.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.