Hoge Raad, 21-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:343, 13/02303
Hoge Raad, 21-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:343, 13/02303
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 februari 2014
- Datum publicatie
- 21 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:343
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2386, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5777, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/02303
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Art. 3:16 Wet IB 2001. Art. 93, 94 en 120 Grondwet. Aftrek van kosten die verband houden met de werkruimte in de eigen woning. Terugkomen op Harmonisatiewetarrest?
Uitspraak
21 februari 2014
nr. 13/02303
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 maart 2013, nr. 11/00215, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd.
De Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 09/2007) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verder verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ‘s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 17 december 2013 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
3 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.