Hoge Raad, 28-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3464, 13/05525
Hoge Raad, 28-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3464, 13/05525
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 28 november 2014
- Datum publicatie
- 28 november 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:3464
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1707
- Zaaknummer
- 13/05525
- Relevante informatie
- Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025], Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 20, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 67, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 69, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 108, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 109, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 110, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 112, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 122, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 126, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 127, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 196, Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 15-11-2025] art. 197
Inhoudsindicatie
Faillissement. Beslissing rechter-commissaris om schuldvorderingen die niet op de voet van art. 110 Fw door de schuldeisers ter verificatie zijn ingediend, toch tot verificatie toe te laten; beschikking waartegen op de voet van art. 67 Fw beroep openstaat. Betekenis HR 15 maart 2013,
, NJ 2013/173 voor ontvankelijkheid beroep gefailleerde; procedure art. 110 Fw strekt ook ter bescherming van zijn belangen. Niet-ontvankelijk beroep indirecte aandeelhouders. Indiening ter verificatie van schuldvorderingen door of namens schuldeiser zelf, niet door curator op eigen gezag; art. 108, 110, 122 Fw. Heropening en voortzetting verificatievergadering met overeenkomstige toepassing van art. 108 en 109 Fw; opnieuw of alsnog beslissen over aan de orde zijnde kwesties.Uitspraak
28 november 2014
Eerste Kamer
nr. 13/05525
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
Mr. Robert Jan VAN GALEN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [verweerster 1] in liquidatie,kantoorhoudende te Amsterdam,
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen,
t e g e n
1. [verweerster 1] in liquidatie, gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerder 2], wonende te [woonplaats],
3. [verweerster 3], wonende te [woonplaats],
4. [verweerder 4], wonende te [woonplaats]
5. [verweerster 5], wonende te [woonplaats],
6. [verweerder 6], wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
7. [verweerster 7], wonende te [woonplaats], Spanje,
8. [verweerster 9], wonende te [woonplaats],
9. [verweerster 10], wonende te [woonplaats],
10. [verweerster 10], wonende te [woonplaats],
11. [verweerder 11],wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, verzoekers in het incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. J.P. Heering en mr. I.E. Reimert,
12. TELE LOGISTICS B.V.,gevestigd te Tegelen, gemeente Venlo,
13. FABORY NEDERLAND B.V.,gevestigd te Tilburg,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als de curator, verweerder onder 1 als [verweerster 1], verweerders onder 2 tot en met 11 als de indirecte aandeelhouders en verweerders onder 12 en 13 als Tele Logistics en Fabory.
1 Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/10/430643/FT RK 13-605 van de rechtbank Rotterdam van 31 oktober 2013.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de curator beroep in cassatie ingesteld. Verweerders onder 1 tot en met 11 hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. Tele Logistics en Fabory hebben geen verweerschrift ingediend. Het cassatierekest en het verweerschrift, tevens houdende incidenteel cassatieberoep, zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt in het principaal beroep ten dele tot vernietiging en ten dele tot verwerping, en in het incidenteel beroep tot verwerping.
De advocaat van de curator heeft bij brief van 8 augustus 2014 op die conclusie gereageerd; de advocaat van verweerders onder 1 tot en met 11 heeft datzelfde gedaan bij brief van eveneens 8 augustus 2014.
3 Uitgangspunten in cassatie
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De vennootschap [verweerster 1] (hierna: [verweerster 1]) is op 10 maart 1987 failliet verklaard. Na ruim 24 jaar is dit faillissement op 17 september 2011 geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. De in dit faillissement geverifieerde vorderingen zijn voor 100% (hoofdsommen en rente tot datum faillissement) aan de betrokken schuldeisers voldaan. Na afwikkeling van het faillissement resteerde in de boedel nog een bedrag van € 1.599.049,49.
(ii) Bij beschikking van 20 juni 2012 heeft de rechtbank mr. R.J. van Galen, de curator in het eerste faillissement van [verweerster 1], benoemd tot vereffenaar van die vennootschap. Mr. Van Galen voornoemd heeft vervolgens op de voet van art. 2:23a lid 4 BW de rechtbank verzocht om wederom het faillissement van [verweerster 1] uit te spreken. Hij voerde daartoe aan dat de boedelschulden en de onvoldaan gebleven vorderingen op [verweerster 1], met name die inzake de niet voor verificatie in aanmerking gekomen rente, in totaal een hoger bedrag belopen dan de bij [verweerster 1] nog aanwezige baten. De rechtbank heeft daarop op 27 mei 2013 het gevraagde (tweede) faillissement uitgesproken, met aanstelling van mr. Van Galen tot curator (hierna: de curator) en met benoeming van een rechter-commissaris.
(iii) De curator heeft op 24 juni 2013 (als bijlage bij de hierna onder (iv) te vermelden brief) aan de schuldeisers die op de uitdelingslijst van het eerste faillissement stonden, een circulaire gezonden waarin hij hen in kennis stelde van de aanwezigheid bij [verweerster 1] van het hiervoor in (i) vermelde tegoed en van zijn voornemen om dat tegoed in het bijzonder aan te wenden voor de voldoening van de in het eerste faillissement niet geverifieerde rentevorderingen. Uit efficiency-overwegingen stelde hij voor om ten aanzien van alle rentevorderingen de wettelijke rente tot uitgangspunt te nemen ter bepaling van de hoogte daarvan. In de hierna onder (iv) te vermelden brief heeft hij het bedrag vermeld waarvoor de desbetreffende schuldeiser, ervan uitgaande dat deze zijn voorstel aanvaardt, op de lijst van voorlopig erkende schuldeisers staat vermeld. Hij verzocht de schuldeisers die niet akkoord gingen met zijn voorstel, om alsnog hun vordering in te dienen voorzien van een motivering waarom zij menen recht te hebben op een hoger bedrag.
(iv) De curator heeft bij brief van eveneens 24 juni 2013 op de voet van art. 109 Fw de schuldeisers, overeenkomstig de beslissing van de rechter-commissaris van 14 juni 2013, bericht dat zij uiterlijk op 4 juli 2013 hun vordering bij hem konden indienen en dat de verificatievergadering op 19 juli 2013 zou worden gehouden.
(v) De curator heeft op de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen 112 crediteuren geplaatst die zich niet bij hem hebben gemeld. Tot die 112 crediteuren behoren 53 crediteuren van wie de curator niet kon vaststellen of zij rente hadden aangezegd of in hun algemene voorwaarden hadden bedongen. Zij zijn uitgenodigd om alsnog aan te tonen dat rente in algemene voorwaarden was overeengekomen, of was aangezegd. Daarnaast zijn drie crediteuren, voor een bedrag van in totaal € 845.515,29, op de lijst van betwiste schuldvorderingen geplaatst.
(vi) Tijdens de op 19 juli 2013 gehouden verificatievergadering heeft mr. D.J.A. van den Berg, optredende als raadsman van zowel [verweerster 1] als van circa 70% van de indirecte aandeelhouders van [verweerster 1] en twee voorlopig erkende crediteuren van [verweerster 1] (Tele Logistics en Fabory), bezwaar gemaakt tegen de handelwijze van de curator. Dit bezwaar richtte zich met name tegen het feit dat de curator vorderingen van crediteuren op de lijst van voorlopig erkende vorderingen heeft geplaatst zonder dat die crediteuren hun vorderingen – zoals in art. 110 Fw is bepaald – ter verificatie hadden ingediend. Primair werd aangevoerd dat die vorderingen al daarom niet voor verificatie in aanmerking komen. Subsidiair heeft mr. Van den Berg die vorderingen betwist en verzocht om partijen op de voet van art. 122 lid 1 Fw naar een terechtzitting van de rechtbank te verwijzen voor een renvooiprocedure.
De rechter-commissaris heeft het primaire bezwaar van mr. Van den Berg verworpen op de grond dat de schuldvorderingen al in het eerste faillissement waren ingediend. Ten aanzien van de subsidiaire betwisting namens [verweerster 1] oordeelde hij dat deze niet tot renvooiprocedures leiden. De betwisting door de twee voorlopig erkende crediteuren Tele Logistics en Fabory diende te worden aangemerkt als misbruik van bevoegdheid. Deze schuldeisers hadden tezamen immers nog geen € 110,-- te vorderen. Zij behartigden in wezen de gestelde belangen van de aandeelhouders van [verweerster 1] en oefenden hun bevoegdheid tot betwisting dus uit voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven. Ten slotte oordeelde de rechter-commissaris dat alle voorlopig erkende schuldvorderingen werden overgebracht naar de lijst van definitief erkende schuldvorderingen.
[verweerster 1], de indirecte aandeelhouders alsmede Tele Logistics en Fabory hebben op de voet van art. 67 Fw beroep ingesteld tegen de beslissingen van de rechter-commissaris. Zij hebben bezwaar gemaakt tegen het overbrengen van de vorderingen die op de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen stonden, naar de lijst van de definitief erkende schuldvorderingen. Zij voerden ten eerste aan dat de curator de lijst van voorlopig erkende vorderingen in strijd met art. 110 Fw heeft opgesteld door op die lijst ook vorderingen te plaatsen die niet bij hem zijn ingediend. Ten tweede stelden zij dat partijen naar een renvooiprocedure hadden moeten worden verwezen.
Tijdens de mondelinge behandeling van het beroep heeft de advocaat van de curator het totaalbedrag van de vorderingen van Tele Logistics en Fabory contant voldaan. Om die reden heeft de rechtbank hun beroep ongegrond verklaard.
Voor het overige heeft de rechtbank als volgt geoordeeld. [verweerster 1] en de indirecte aandeelhouders zijn ontvankelijk in hun beroep. [verweerster 1] is partij bij de in appel bestreden beschikkingen van de rechter-commissaris. en de aandeelhouders worden mogelijk geschaad door de wijze waarop de curator de lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen heeft opgesteld. Als zij daartegen geen hoger beroep konden instellen, zou hun geen effectieve rechtsbescherming worden geboden. (rov. 6.13-6.17)
De curator heeft de lijst van voorlopig erkende vorderingen opgesteld op een met art. 110 Fw strijdige wijze. Hoewel zijn handelwijze uit praktische overwegingen begrijpelijk is, stond het de curator toch niet vrij om schuldeisers die hun vorderingen niet hebben ingediend en zelfs in het geheel niet hebben gereageerd op de aan hen gerichte brief van de curator, op de lijst van voorlopig erkende schuldeisers te plaatsen. Dit klemt temeer omdat een bedrag van € 100.000,-- in het eerste faillissement niet kon worden uitgekeerd aangezien daarvoor geen betaaladres kon worden gevonden. Niet kan worden uitgesloten dat enkele van de door de curator op eigen initiatief op de lijst geplaatste schuldeisers hebben opgehouden te bestaan. Daardoor zijn de belangen van [verweerster 1] en de aandeelhouders geschaad, temeer omdat zij een verjaringsverweer hebben gevoerd. Naleving van de Faillisementswet waarborgt de bescherming van die belangen; daarvan kan niet uit efficiency-overwegingen worden afgezien. (rov. 6.21 en 6.23)
De rechtbank vernietigde de beslissingen van de rechter-commissaris dat de namens [verweerster 1] gedane subsidiaire betwisting van de desbetreffende vorderingen niet tot een renvooiprocedure leidt, en dat alle voorlopig erkende concurrente schuldvorderingen werden overgebracht naar de lijst van definitief erkende schuldvorderingen. Zij droeg de rechter-commissaris op om uiterlijk binnen veertien dagen nadat haar beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, de dag te bepalen waarop crediteuren van [verweerster 1] uiterlijk hun schuldvorderingen ingediend moeten hebben alsmede dag, uur en plaats vast te stellen waarop de verificatievergadering wordt gehouden. Zij wees het meer of anders verzochte af.