Home

Hoge Raad, 21-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:391, 13/03474

Hoge Raad, 21-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:391, 13/03474

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 februari 2014
Datum publicatie
21 februari 2014
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:391
Formele relaties
Zaaknummer
13/03474

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o.

Uitspraak

21 februari 2014

Nr. 13/03474

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 7 juni 2013, nr. 11/00192, betreffende de aan belanghebbende over de periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikking en de in rekening gebrachte heffingsrente.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 18 november 2013, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 23 december 2013 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Deze brief is eveneens wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet gereageerd.

Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2014.