Hoge Raad, 28-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:426, 13/04368
Hoge Raad, 28-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:426, 13/04368
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 28 februari 2014
- Datum publicatie
- 28 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:426
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:2407
- Zaaknummer
- 13/04368
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
28 februari 2014
Nr. 13/04368
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2013, nrs. 11/00534 tot en met 11/00537, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 09/5239, AWB 09/5240, AWB 09/5242 en AWB 09/5244) betreffende de aan belanghebbende over de periode 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting, de aan hem over het jaar 2003 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de aan hem voor het jaar 2004 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de bij die aanslagen gegeven boetebeschikkingen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.