Hoge Raad, 04-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:792, 13/01798
Hoge Raad, 04-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:792, 13/01798
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 4 april 2014
- Datum publicatie
- 4 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:792
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ2857
- Zaaknummer
- 13/01798
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
4 april 2014
Nr. 13/01798
Arrest
gewezen op de beroepen in cassatie van Fiscale Eenheid [X1] B.V. e.a. te [Z] en [X2] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 21 februari 2013, nr. 12/00271, betreffende na te melden beschikkingen inzake de omzetbelasting.
1 Het geding in feitelijke instanties
Bij in één geschrift vervatte, voor bezwaar vatbare beschikkingen van 21 april 2010 heeft de Inspecteur de verzoeken van belanghebbenden afgewezen om als één ondernemer in de zin van artikel 7, lid 4, van de Wet op de omzetbelasting 1968 te worden aangemerkt. De beschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 11/4032) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.
2 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld, en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.