Hoge Raad, 25-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:990, 13/03350
Hoge Raad, 25-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:990, 13/03350
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 april 2014
- Datum publicatie
- 25 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:990
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:1820
- Zaaknummer
- 13/03350
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
25 april 2014
Nr. 13/03350
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 mei 2013, nrs. 11/00622, 11/00623 en 11/00624, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 10/4248, AWB 10/4249 en AWB 10/4251) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2006 tot en met 2008 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.