Home

Hoge Raad, 29-05-2015, ECLI:NL:HR:2015:1369, 14/02531

Hoge Raad, 29-05-2015, ECLI:NL:HR:2015:1369, 14/02531

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
29 mei 2015
Datum publicatie
29 mei 2015
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:1369
Formele relaties
Zaaknummer
14/02531

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

29 mei 2015

Nr. 14/02531

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 2 april 2014, nrs. BK-12/00171 en BK-12/00172, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nrs. AWB 11/1206 en AWB 11/1209) betreffende de ten aanzien van belanghebbende genomen beschikkingen tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990 voor de door [A] B.V. te [Q] verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen over de tijdvakken 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 en 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 en omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 maart 2008.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing