Hoge Raad, 10-07-2015, ECLI:NL:HR:2015:1827, 14/06502
Hoge Raad, 10-07-2015, ECLI:NL:HR:2015:1827, 14/06502
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 juli 2015
- Datum publicatie
- 10 juli 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:1827
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:3816
- Zaaknummer
- 14/06502
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
10 juli 2015
Nr. 14/06502
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de erfgenamen van [X], gewoond hebbende te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 19 november 2014, nrs. BK‑13/01721 en BK‑13/01722, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 12/9221 en SGR 12/9222) betreffende de aan belanghebbenden over het jaar 1995 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de over het jaar 1996 opgelegde navorderingsaanslag in de vermogensbelasting en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.