Hoge Raad, 10-07-2015, ECLI:NL:HR:2015:1832, 14/02413
Hoge Raad, 10-07-2015, ECLI:NL:HR:2015:1832, 14/02413
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 juli 2015
- Datum publicatie
- 10 juli 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:1832
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2014:1284
- Zaaknummer
- 14/02413
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
10 juli 2015
Nr. 14/02413
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van Fiscale Eenheid [X] c.s. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 10 april 2014, nr. 13/00415, betreffende een aan belanghebbende over de periode 1 januari 2005 tot en met 31 maart 2006 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1 Het eerste geding in cassatie
De uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2013, nr. 10/02529, ECLI:NL:HR:2013:60, BNB 2013/211, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.