Hoge Raad, 06-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:221, 13/05848
Hoge Raad, 06-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:221, 13/05848
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 februari 2015
- Datum publicatie
- 6 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:221
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1862
- Zaaknummer
- 13/05848
Inhoudsindicatie
Douanerechten; posten 8471 en 8521 van de Gecombineerde nomenclatuur; aantekening 3 op afdeling XVI van de GN; tariefindeling van apparaten waarop digitale video-, muziek- en fotobestanden kunnen worden opgeslagen en waarmee zonder tussenkomst van een computer bestanden op een televisie- of videomonitor kunnen worden weergegeven; bepalen van de hoofdfunctie van de apparaten; geen geslaagd beroep mogelijk op Information Technology Agreement van de World Trade Organisation om toepassing nultarief af te dwingen.
Uitspraak
6 februari 2015
nr. 13/05848
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X1] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 oktober 2013, nr. 12/00115, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Haarlem (nr. AWB 11/3858) betreffende de aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van douanerechten. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 26 september 2014 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De conclusie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
De Hoge Raad heeft partijen in kennis gesteld van zijn voornemen het Hof van Justitie van de Europese Unie te verzoeken een prejudiciële beslissing te geven. Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, gereageerd op de aan partijen in concept voorgelegde vraagstelling.
2 Beoordeling van de middelen
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende heeft in de jaren 2007 en 2008 op eigen naam en voor eigen rekening ten behoeve van opdrachtgever [X3] S.A. (hierna: [X3]) aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van zogenoemde screenplays (hierna: de screenplays).
De screenplays zijn aangegeven met vermelding van postonderverdeling 8471 70 50 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN). Voor goederen van deze tariefpost geldt voor douanerechten een tarief van nihil, zodat naar aanleiding van de aangiften geen douanerechten zijn geheven.
De douane heeft met betrekking tot de hiervoor in 2.1.1 vermelde aangiften bij [X3] een onderzoek ingesteld als bedoeld in artikel 78, lid 2, van het Communautair douanewetboek. Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de screenplays als ‘videoweergave-apparaten’ moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 8521 90 00 van de GN, waarbij voor douanerechten een tarief van 13,9 percent geldt. Daarop zijn de onderhavige uitnodigingen tot betaling vastgesteld en aan belanghebbende uitgereikt.
Belanghebbende heeft tegen deze uitnodigingen tot betaling bezwaar gemaakt. Naar haar mening moeten de screenplays worden ingedeeld in de tariefpost zoals in de aangiften vermeld, te weten postonderverdeling 8471 70 50 van de GN.
De screenplays zijn toestellen die een zogeheten harde schijf (‘harddisk’) bevatten waarop vanaf een personal computer bestanden in de diverse gangbare formaten (‘formats’) kunnen worden opgeslagen. De verbinding met de personal computer wordt tot stand gebracht met behulp van de in de screenplays ingebouwde firewire- of USB-aansluiting.
Op de harde schijven van de screenplays opgeslagen video-, muziek- en fotobestanden (hierna: multimediabestanden) kunnen zonder tussenkomst van een personal computer op een televisietoestel of een videomonitor worden weergegeven. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een door de screenplays gegenereerd, op het televisiescherm of de videomonitor zichtbaar menu.
Om de bestanden te kunnen weergeven wordt de screenplay door middel van een kabel via één van de uitgangen van de screenplay (bijvoorbeeld composiet, S-VHS, component of scart) aangesloten op de overeenkomstige ingang van het televisietoestel of de videomonitor. Door in de screenplays aanwezige hardware en software worden de op de harde schijf opgeslagen (digitale) multimediabestanden gedecodeerd en geconverteerd in een (analoog) pal/ntsc-signaal, dat op het televisietoestel of de videomonitor zichtbaar kan worden gemaakt. Bepaalde soorten screenplays zijn voorzien van een HDMI-aansluiting en een afstandsbediening.
De bij de screenplays meegeleverde handleiding vermeldt onder meer:
"Met de [X3] Screenplay Multimedia-drive kunt u uw favoriete multimediabestanden op uw computer weergeven op uw tv. Kopieer gewoon films, foto's en muziek van een pc of Mac-computer naar de screenplay Pro-drive via de USB- of FireWire-aansluiting. Daarna kunt u de films, diapresentaties van de foto's en uw muziek op elk televisietoestel weergeven."
Het Hof heeft vooropgesteld dat de screenplays, gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen daarvan, vatbaar zijn voor zowel indeling als hardeschijfeenheid onder post 8471 van de GN als indeling als videoweergave-apparaat onder post 8521 van de GN. Met toepassing van aantekening 3 op afdeling XVI van de GN, ingevolge welke bepaling machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies worden ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex, heeft het Hof geoordeeld dat de videoweergavefunctie de hoofdfunctie is van de screenplays. Daartoe heeft het Hof overwogen dat de screenplays op de markt worden gebracht als mediaspelers voor het afspelen van multimediabestanden op een televisie. Dat volgt ook, aldus het Hof, uit de hiervoor in 2.1.3 aangehaalde handleiding alsmede uit de door belanghebbende gebruikte handelsbenaming “Screenplays”. De omstandigheid dat de geheugeneenheid van de screenplays tevens kan worden gebruikt voor de opslag van andere data dan af te spelen multimediabestanden, laat onverlet dat een mediaspeler als de onderhavige door de consument primair wordt aangeschaft voor het afspelen van multimediabestanden en niet voor dataopslag. Voor dataopslag kan, aldus het Hof, immers worden volstaan met de aanschaf van een (goedkopere) externe harde schijf.
Voor het Hof heeft belanghebbende mede een beroep gedaan op de Information Technology Agreement van 13 december 1996 (hierna: de ITA). Naar haar mening moeten de screenplays op grond van de ITA vrij van douanerechten in de Europese Unie worden ingevoerd.
Het Hof heeft geoordeeld dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie bepalingen van overeenkomsten als de ITA voor particulieren geen rechten in het leven roepen waarop zij zich krachtens het recht van de Unie rechtstreeks kunnen beroepen. Wel moet, aldus het Hof, het recht van de Unie voor zover mogelijk overeenkomstig overeenkomsten als de ITA worden uitgelegd. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat een uitleg van de GN overeenkomstig de bepalingen van de ITA niet aan de orde is, reeds omdat niet is gebleken dat de screenplays onder bijlage B van de ITA vallen.
De middelen zijn gericht tegen de hiervoor in 2.2.1 en 2.2.2 omschreven oordelen van het Hof. De middelen voeren aan dat indeling van de screenplays onder post 8521 van de GN is uitgesloten. Volgens de middelen heeft het Hof de draagwijdte van post 8521 en dan met name het begrip ‘videoweergaveapparaten’ te ruim uitgelegd. Deze uitlegging is, aldus de middelen, in strijd met het Geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: het GS) en de GN.
Voorts heeft het Hof, zo de screenplays al onder post 8521 van de GN kunnen worden ingedeeld, aantekening 3 op afdeling XVI van de GN onjuist uitgelegd, aldus in het bijzonder middel 2.
Voor het overige richten zich de middelen (en in het bijzonder de middelen 3 en 4) met rechts- en motiveringsklachten tegen de hiervoor in 2.2.2 omschreven oordelen van het Hof dat de screenplays niet onder de werkingssfeer van de ITA vallen en dat belanghebbende – al dan niet door uitlegging van de GN overeenkomstig de ITA – niet met vrucht op de ITA een beroep kan doen met betrekking tot de toepassing van het douanetarief.
In hoofdstuk 84 van de GN worden blijkens het opschrift daarvan ingedeeld “kernreactoren, stoomketels, machines, toestellen en mechanische werktuigen, alsmede delen daarvan”.
Onder post 8471 van de GN worden ingedeeld:
“Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen:”
Postonderverdeling 8471 70 50 van de GN betreft “eenheden voor harde schijven”.
Aantekeningen 5C en 5E op hoofdstuk 84 van de GN luiden:
“C. Met inachtneming van het bepaalde onder D en E hierna, wordt een eenheid als een deel van een compleet systeem aangemerkt, indien zij aan alle hierna omschreven voorwaarden voldoet, te weten:
1) zij moet van de soort zijn die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem;
2) zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van een of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten, en
3) zij moet in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm - codes of signalen - die bruikbaar is voor het systeem.
Afzonderlijk aangeboden eenheden van een automatische gegevensverwerkende machine worden onder post 8471 ingedeeld.
Toetsenborden, invoertoestellen met X-Y-coördinaten en schijvengeheugeneenheden die voldoen aan het bepaalde in onderdeel C, onder 2) en 3), hiervoor, zijn evenwel in alle gevallen in te delen als eenheden bedoeld bij post 8471.”
“E. Machines die een automatische gegevensverwerkende machine bevatten of daarmede in samenhang worden gebruikt en die een eigen functie, andere dan automatische gegevensverwerking, vervullen, worden ingedeeld onder de post die overeenkomstig hun functie in aanmerking komt of, bij ontbreken daarvan, onder een sluitpost.”
De toelichtingen van de Werelddouaneorganisatie (hierna: de WDO) op post 8471 van de GS houden onder meer het volgende in:
“(I) AUTOMATIC DATA PROCESSING MACHINES AND UNITS THEREOF
(…)
This heading also covers separately presented constituent units of automatic data processing systems described above.
However, the heading excludes machines, instruments or apparatus incorporating or working in conjunction with an automatic data processing machine and performing a specific function. Such machines, instruments or apparatus are classified in the headings appropriate to their respective functions or, failing that, in residual headings (See Part (E) of the General Explanatory Note to this Chapter).
(…)
(B) SEPARATELY PRESENTED UNITS
Subject to the provisions of Notes 5 (D) and (E) to this Chapter, this heading also covers separately presented constituent units of automatic data processing systems. These may be in the form of units having a separate housing or in the form of units not having a separate housing and designed to be inserted into a machine (e.g., insertion onto the main board of a central processing unit). Constituent units are those defined in Part (A) above and in the following paragraphs, as being parts of a complete system.
An apparatus can only be classified in this heading as a unit of an automatic data processing system if it:
(a) Performs a data processing function;
(b) Meets the following criteria set out in Note 5 (C) to this Chapter:
(i) It is of a kind solely or principally used in an automatic data processing system;
(ii) It is connectable to the central processing unit either directly or through one or more units; and
(iii) It is able to accept or deliver data in a form (codes or signals) which can be used by the system.
(c) It is not excluded by the provisions of Notes 5 (D) and (E) to this Chapter.
In accordance with the last paragraph of Note 5 (C) to this Chapter, keyboards, X-Y co-ordinate input devices and disc storage units which satisfy the conditions of items (b) (ii) and (iii) above, are in all cases to be classified as constituent units of data processing systems.
If the unit performs a specific function other than data processing, it is to be classified in the heading appropriate to that function or, failing that, in a residual heading (see Note 5 (E) to this Chapter). If an apparatus does not meet the criteria set out in Note 5 (C) to this Chapter, or is not performing a data processing function, it is to be classified according to its characteristics by application of General Interpretative Rule 1, if necessary in combination with General Interpretative Rule 3 (a).”
De toelichtingen van de WDO op de hiervoor in 2.4.1 vermelde aantekening 5E op hoofdstuk 84 van de GN luiden onder meer:
“(E) MACHINES INCORPORATING OR WORKING IN CONJUNCTION WITH AN AUTOMATIC DATA PROCESSING MACHINE AND PERFORMING A SPECIFIC FUNCTION
(…)
In accordance with the provisions of Note 5(e) to Chapter 84, the following classification principles should be applied in the case of a machine incorporating or working in conjunction with an automatic data processing machine, and performing a specific function:
(1) A machine incorporating an automatic data processing machine and performing a specific function other than data processing is classifiable in the heading corresponding to the function of that machine or, in the absence of a specific heading, in a residual heading, and not in heading 84.71.”
Bijlage A van de ITA omvat een lijst van tariefposten van het GS met daaronder in te delen goederen die in het licht van de ITA als technologieproducten moeten worden aangemerkt en in de bij de ITA aangesloten landen vrij van douanerechten moeten kunnen worden ingevoerd. Voor zover van belang zijn in deze lijst opgenomen:
“8471 70 Storage units, including central storage units, optical disk storage, hard disk drives and magnetic tape storage units”.
Bijlage B bij de ITA bevat een lijst met producten “to be covered by this agreement wherever they are classified in the HS” waaronder:
“Proprietary format storage devices including media therefore for automatic data processing machines, with or without removable media and whether magnetic, optical or other technology, including Bernoulli Box, Syquest, or Zipdrive cartridge storage units.”
De middelen roepen de vraag op of postonderverdeling 8471 70 50 van de GN zo moet worden uitgelegd dat de screenplays met toepassing van algemene indelingsregels 1 en 6 van de GN met voorbijgaan aan post 8521 van de GN in die postonderverdeling moeten worden ingedeeld.
Zoals hiervoor in 2.1.3 is weergegeven en naar het Hof heeft vastgesteld bevatten de screenplays harde geheugenschijven (harddisks) die van digitale gegevens (data) worden voorzien. Alle soorten bestanden in de daartoe geëigende ‘formats’ kunnen vanaf een personal computer op deze harde schijven worden opgeslagen. In zoverre kan ervan worden uitgegaan dat de screenplays als zodanig fungeren als gewone, in een behuizing vervatte externe harde schijven, die door middel van een kabel en via USB- of firewire-aansluitingen met een personal computer worden verbonden. Naar ook het Hof heeft geoordeeld, lijken de screenplays vanwege deze objectieve kenmerken en eigenschappen als eenheden voor harde schijven (harddisk drives) vatbaar voor indeling in postonderverdeling 8471 70 50 van de GN.
De objectieve kenmerken en eigenschappen van de screenplays zijn echter niet beperkt tot die welke hiervoor in 2.5.2 zijn beschreven. De screenplays hebben voorzieningen waarmee multimediabestanden (die in digitale vorm op de harde schijven zijn opgeslagen) kunnen worden omgezet in analoge signalen en tevens voorzieningen waarmee deze signalen zichtbaar op een televisietoestel of een videomonitor kunnen worden weergegeven.
De hiervoor in 2.4.1 vermelde aantekening 5C, laatste alinea, op hoofdstuk 84 van de GN zou zo kunnen worden uitgelegd dat de screenplays als schijvengeheugeneenheden (in de hiervoor in 2.3.3 aangehaalde toelichtingen op post 8471 aangeduid als “disc storage units”) zonder meer moeten worden ingedeeld onder post 8471. Ingevolge die aantekening moeten immers schijvengeheugeneenheden, indien zij voldoen aan het bepaalde in de onderdelen 2 en 3 van die aantekening, “in alle gevallen” worden ingedeeld als eenheden bedoeld bij post 8471.
De screenplays worden als externe harde schijf op de centrale verwerkingseenheid van een personal computer aangesloten en zijn dan in staat gegevens in de vorm van gangbare bestanden van die personal computer te ontvangen. Daarmee voldoen de screenplays aan het in de hiervoor vermelde onderdelen 2 en 3 gestelde. De screenplays zouden aldus onder post 8471 van de GN moeten worden ingedeeld.
Het is echter de vraag of met de zinsnede “in alle gevallen” zoals vermeld in aantekening 5C op hoofdstuk 84 van de GN, bedoeld is te bewerkstelligen dat bij schijvengeheugeneenheden zonder meer kan worden voorbijgegaan aan elke andere functie dan het opslaan van gegevens van een automatisch gegevensverwerkende machine (een personal computer). Kan op grond van deze aantekening een andere functie, zoals in dit geval het omzetten van de digitale gegevens in analoge gegevens om deze op een televisietoestel of videomonitor te doen weergeven, niet afdoen aan indeling als schijvengeheugeneenheid onder post 8471 van de GN?
In dit verband speelt mogelijk de ITA een rol. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie moet de GN in voorkomend geval zo veel mogelijk worden uitgelegd overeenkomstig de ITA (vgl. HvJ 14 april 2011, British Sky Broadcasting en Pace, gevoegde zaken C-288/09 en C-289/09, ECLI:EU:C:2011:248, punt 38, en 22 november 2012, Digitalnet OOD e.a., gevoegde zaken C-320/11, C-330/11, C-382/11 en C-383/11, ECLI:EU:C:2012:745, punt 39). Uit de hiervoor in 2.4.4 vermelde onderdelen van de ITA volgt dat eenheden waarop bestanden in daartoe geëigende formats kunnen worden opgeslagen vanaf een automatisch gegevensverwerkende machine (automatic data processing machine), vrij van douanerechten moeten zijn. In het bijzonder het bepaalde in bijlage B bij de ITA dat “proprietary format storage devices including media therefore for automatic data processing machines” vrij van douanerechten moeten zijn “wherever they are classified in the HS” duidt erop dat alle afzonderlijke schijvengeheugeneenheden dienen te worden gevrijwaard van heffing van douanerechten ongeacht de reden waarom dergelijke eenheden niet in post 8471 70 van het HS kunnen worden ingedeeld. Uit de hiervoor vermelde kenmerken en eigenschappen van de screenplays volgt dat deze (mede) worden gebruikt in samenhang met een personal computer om multimediabestanden en andere bestanden op de harde schijf te zetten en als zodanig geschikt zijn voor gebruik als externe harde schijf.
Alsdan rijst de vraag waarop de hiervoor bedoelde passage in bijlage B bij de ITA precies ziet om daaraan een zinvolle betekenis te kunnen geven. Immers, in bijlage A bij de ITA zijn externe harde schijvengeheugeneenheden genoemd die volgens de regels van het GS zonder meer worden ingedeeld onder post 8471 70. Worden in bijlage B bij de ITA daarom niet juist daaronder begrepen “storage devices” die mede een andere, niet-verwaarloosbare functie hebben dan het opslaan van gegevens van een automatische gegevensverwerkende machine? Dit zou tevens verklaren waarom aantekening 5C, laatste alinea, op hoofdstuk 84 van de GN vermeldt dat geheugeneenheden die voldoen aan het bepaalde in de onderdelen 2 en 3 van de aantekening in alle gevallen onder post 8471 moeten worden ingedeeld.
Het is mogelijk dat beantwoording van de hiervoor in 2.5 opgeworpen vragen met betrekking tot de draagwijdte van post 8471 van de GN ertoe leidt dat ook de andere functies dan de opslag van digitale gegevens in aanmerking moeten worden genomen.
In dit verband betogen de middelen dat wat er zij van die andere functies, de screenplays niet vatbaar zijn voor indeling onder post 8521 van de GN, zodat deze uitsluitend vatbaar blijven voor indeling onder post 8471 van de GN. In het bijzonder middel 1 betoogt dat van een videoweergave-apparaat in de zin van post 8521 van de GN uitsluitend sprake is, indien het apparaat geen andere functie(s) heeft dan het rechtstreeks weergeven van beelden en geluiden op een televisieontvanger. Het middel leidt dat af uit de eerste volzin van onderdeel B van de toelichtingen op post 8521 van het GS. De screenplays kunnen volgens het middel niet onder post 8521 van de GN worden ingedeeld, reeds omdat deze meer functies hebben dan het weergeven van beelden en geluiden op een televisieontvanger, zoals in het bijzonder het ontvangen en opslaan van data vanaf een personal computer.
De tekst van post 8521 van de GN luidt:
“Video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner”.
De toelichting van de WDO op post 8521 van het GS vermeldt, voor zover thans van belang, het volgende:
“(A) RECORDING AND COMBINED RECORDING AND REPRODUCING APPARATUS
These are apparatus which, when connected to a television camera or a television receiver, record on media electric impulses (analogue signals) or analogue signals converted into digital code (or a combination of these) which correspond to the images and sound captured by a television camera or received by a television receiver. Generally the images and sound are recorded on the same media. The method of recording can be by magnetic or optical means and the recording media is usually tapes or discs.
The heading also includes apparatus which record, generally on a magnetic disc, digital code representing video images and sound, by transferring the digital code from an automatic data processing machine (e.g., digital video recorders).
(…)
(B) REPRODUCING APPARATUS
These apparatus are designed only to reproduce images and sound directly on a television receiver. The media to be used in these instruments are prerecorded mechanically, magnetically or optically on special recording equipment. The following are examples of such apparatus:
(1) Apparatus using discs in which the image and sound data are stored on the disc by various methods and picked up by a laser optical reading system, capacitive sensor, pressure sensor or magnetic head. Subject to Note 3 to Section XVI, apparatus which are capable of reproducing both video and audio recordings are to be classified in this heading.
(2) Apparatus that decodes and converts into a video signal image data recorded on a light sensitive film (the sound being recorded by a magnetic process on the same film).”
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie zijn de door de WDO vastgestelde toelichtingen op het GS belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, maar zijn zij rechtens niet bindend (zie onder meer HvJ 12 januari 2006, Algemene Scheeps Agentuur Dordrecht, C-311/04, ECLI:EU:C:2006:23, punt 27, en de aldaar aangehaalde rechtspraak).
De hiervoor in 2.6.3 onder A van de toelichtingen op post 8521 van het GS weergegeven tekst bevat een toelichting op het begrip “recording and combined recording and reproducing apparatus”. De tweede alinea betreft, kort gezegd, toestellen met een magnetische schijf waarop een ‘digitale code’, die videobeelden en geluid vertegenwoordigt, wordt opgenomen vanaf een automatische gegevensverwerkende machine.
Onder B van dezelfde toelichting wordt het begrip “reproducing apparatus” toegelicht. Middel 1 ziet in het bijzonder op de eerste volzin en benadrukt de daarin voorkomende woorden “designed only”.
Het middel doet de vraag rijzen of post 8521 van de GN mede gelet op deze toelichtingen zo moet worden uitgelegd dat apparaten als de screenplays, zo deze niet uitsluitend onder post 8471 van de GN worden ingedeeld, zijn aan te merken als onder die post 8521 in te delen video-opname- en videoweergaveapparaten (“combined recording and reproducing apparatus”) of videoweergaveapparaten (“reproducing apparatus”).
Uitgaande van de hiervoor in 2.1 weergegeven feiten en gelet op de tweede alinea van onderdeel A van de toelichting op post 8521 van het GS, met name de zinsnede “record (…) by transferring the digital code from an automatic data processing machine (e.g., digital video recorders)”, zou gezegd kunnen worden dat apparaten als de screenplays - anders dan middel 1 betoogt - als gecombineerde video-opname- en videoweergaveapparaten in de zin van post 8521 van de GN kunnen worden aangemerkt. De screenplays geven immers niet alleen beeld en geluid op een aangesloten televisieontvanger of videomonitor weer, maar nemen deze ook op in de vorm van digitale multimediabestanden op de ingebouwde harde schijf (harddisk).
Daartegenover zou de opvatting verdedigd kunnen worden dat het op de harde schijf doen overzetten van digitale multimediabestanden vanaf een computer niet is gelijk te stellen met opnemen van beeld en geluid zoals bedoeld in onderdeel A, eerste volzin, van de toelichting op post 8521 van het GS. In die eerste volzin lijkt het immers te gaan om het opslaan van beelden en geluid op een videoweergaveapparaat dat met het oog daarop moet worden aangesloten op een televisiecamera of een televisieontvanger en waarbij de opname correspondeert met de ontvangst van beelden en geluid vanaf deze laatstvermelde apparaten. Voor indeling onder post 8521 van de GN is dan van belang dat de screenplays zijn bestemd om beeld en geluid op een televisietoestel of videomonitor weer te geven. Hiervan uitgaande rijst de vraag of met de woorden “designed only” in onderdeel B van de toelichtingen op post 8521 van het GS is bedoeld apparaten als de screenplays, zoals middel 1 aanvoert, uit te sluiten van indeling onder deze post, reeds vanwege de omstandigheid dat op de harde schijf multimediabestanden en ook andere digitale bestanden kunnen worden opgeslagen en bewaard.
Anderzijds kan worden verdedigd dat met de woorden “designed only” in onderdeel B van de toelichting op post 8521 van het GS een dergelijke uitsluiting van post 8521 van de GN niet is bedoeld, maar deze moet worden gelezen in samenhang met onderdeel A waarin video-weergaveapparaten worden beschreven die kunnen weergeven en opnemen.
Indien de beantwoording van de hiervoor in 2.5 en 2.6 opgeworpen vragen tot de conclusie leidt dat de screenplays, zoals het Hof heeft overwogen (zie hiervoor in 2.2.1), zowel in postonderverdeling 8471 70 50 als in postonderverdeling 8521 90 van de GN zouden kunnen worden ingedeeld, kunnen voor toepassing in aanmerking komen de hiervoor in 2.4.1 weergegeven aantekening 5E op hoofdstuk 84 van de GN en aantekening 3 op afdeling XVI van de GN.
Aantekening 5E op hoofdstuk 84 van de GN lijkt in een geval als dit niet van toepassing, omdat wellicht niet gezegd kan worden dat apparaten als de screenplays een ‘eigen functie’ hebben in de zin van deze aantekening op grond waarvan indeling onder post 8471 van de GN moet worden uitgesloten. De screenplays hebben immers niet alleen de ‘eigen’ functie van het weergeven van beeld en geluid op een televisietoestel of een videomonitor, maar zijn tevens hardeschijfeenheden, gebruikt om van digitale bestanden van een automatisch gegevensverwerkende machine op te slaan.
Aantekening 3 op afdeling XVI van de GN luidt:
“Voor zover niet anders is bepaald, worden combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex.”
Indien na beantwoording van de hierna in onderdeel 3 opgenomen prejudiciële vragen met betrekking tot de screenplays aantekening 3 op afdeling XVI van de GN in aanmerking zou komen, is het Hof buiten redelijke twijfel met het oog op het bepalen van de hoofdfunctie terecht uitgegaan van de door het Hof van Justitie in het hiervoor in 2.5.5 aangehaalde arrest British Sky Broadcasting en Pace, punten 76 en 77, gegeven criteria. Hiervan uitgaande heeft het Hof in de onderdelen 7.7 en 7.8 van zijn uitspraak niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd tot uitdrukking gebracht dat de hoofdfunctie van de screenplays is het weergeven in de vorm van beeld en geluid van daartoe opgeslagen multimediabestanden, en dat de dataopslag als zodanig een bijkomende functie vormt.
Gelet op al het voorgaande zal de Hoge Raad op de voet van artikel 267 VWEU vragen voorleggen aan het Hof van Justitie met betrekking tot de uitlegging van het recht van de Unie.
3 Beslissing
De Hoge Raad verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak te doen over de volgende vragen:
1. Dient aantekening 5C, laatste alinea, op hoofdstuk 84 van de GN – al dan niet met inachtneming van de bijlagen A en B van de Information Technology Agreement - zo te worden uitgelegd dat apparaten als de in dit arrest beschreven screenplays als ‘eenheden voor harde schijven’ in postonderverdeling 8471 70 50 van de GN moeten worden ingedeeld, ofschoon de apparaten zodanige kenmerken en eigenschappen hebben dat deze in staat zijn om op de harde schijven opgeslagen multimediabestanden na omzetting van de bestanden in analoge signalen op een televisietoestel of een videomonitor weer te geven?
2. Indien vraag 1 ontkennend moet worden beantwoord, moet post 8521 van de GN dan zo worden uitgelegd dat daaronder apparaten als de screenplays kunnen worden ingedeeld, ook al is de videoweergavefunctie daarvan niet de enige functie, maar wel de hoofdfunctie?
De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat het Hof van Justitie naar aanleiding van vorenstaand verzoek uitspraak heeft gedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens, E.N. Punt en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2015.