Hoge Raad, 20-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:646, 14/01682
Hoge Raad, 20-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:646, 14/01682
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 maart 2015
- Datum publicatie
- 20 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:646
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:473
- Zaaknummer
- 14/01682
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
20 maart 2015
Nr. 14/01682
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 18 februari 2014, nrs. BK-12/00520, 12/00521 en 12/00522, op het hoger beroep van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nrs. AWB 10/3454, AWB 10/2898 en AWB 10/3457) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2001 en 2003 opgelegde aanslagen en de over het jaar 2002 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.