Gerechtshof Den Haag, 18-02-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:473, 12-00520, 12-00521 en 12-00522
Gerechtshof Den Haag, 18-02-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:473, 12-00520, 12-00521 en 12-00522
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 18 februari 2014
- Datum publicatie
- 3 maart 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2014:473
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BX3502, Bekrachtiging/bevestiging
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BX4240, Bekrachtiging/bevestiging
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BX4246, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:646
- Zaaknummer
- 12-00520, 12-00521 en 12-00522
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Onrechtmatig verkegen bewijs. Una via. Niet kan worden geoordeeld dat de bewijsmiddelen die de inspecteur heeft gebezigd ter onderbouwing van de (navorderings)aanslagen zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik daarvan onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Geen sprake van dubbele bestraffing terzake van eenzelfde feitencomplex.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-12/00520, 12/00521 en 12/00522
Uitspraak d.d. 18 februari 2014
in het geding tussen:
[X], wonende te [Z], belanghebbende,
en
de Inspecteur van de Belastingdienst Rijnmond, de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Gravenhage (thans rechtbank Den Haag) van 22 mei 2012, nummers AWB 10/3454, AWB 10/2898 en AWB 10/3457 betreffende na te melden aan belanghebbende voor de jaren 2001 tot en met 2003 opgelegde (navorderings)aanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen.
Aanslagen, beschikkingen, bezwaren en gedingen in eerste aanleg
Jaar 2001
1.1.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag 2001) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 306.027 (€ 138.868). Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag heeft de Inspecteur bij beschikking heffingsrente tot een bedrag van ƒ 10.361 (€ 4.701) in rekening gebracht.
1.1.2. Belanghebbende heeft bij brief van 8 september 2004 bezwaar gemaakt tegen de aanslag 2001 en de beschikking heffingsrente. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 april 2010 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 18 mei 2010, ontvangen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Jaar 2002
1.2.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: de navorderingsaanslag 2002) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 552.076. Gelijktijdig met het opleggen van de navorderingsaanslag heeft de Inspecteur bij beschikking heffingsrente tot een bedrag van € 69.018 in rekening gebracht.
1.2.2. Belanghebbende heeft bij brief van 9 december 2008 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente.
1.2.3. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 maart 2010 het bezwaar ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft bij brief van 22 april 2010 daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Jaar 2003
1.3.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 203.900 (hierna: de aanslag 2003). Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag heeft de Inspecteur een verzuimboete van € 340 (hierna: de boetebeschikking) opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 8.553.
1.3.2. Belanghebbende heeft bij brief van 24 februari 2006 bezwaar gemaakt tegen de aanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente. De Inspecteur heeft bij uitspraak van 23 april 2010 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 18 mei 2010 beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.