Hoge Raad, 16-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:72, 13/05777
Hoge Raad, 16-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:72, 13/05777
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 januari 2015
- Datum publicatie
- 16 januari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:72
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:660, Contrair
- Zaaknummer
- 13/05777
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
16 januari 2015
Nr. 13/05777
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 oktober 2013, nr. BK‑12/00130, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nr. AWB 10/7020) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. P.J. van Hagen, advocaat te Rotterdam.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 18 juni 2014 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Zowel de Staatssecretaris als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.