Home

Hoge Raad, 03-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:811, 14/03458

Hoge Raad, 03-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:811, 14/03458

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
3 april 2015
Datum publicatie
3 april 2015
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:811
Formele relaties
Zaaknummer
14/03458

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

3 april 2015

Nr. 14/03458

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z], Spanje (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 juni 2014, nrs. BK‑13/00325 tot en met BK‑13/00334, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 12/1050 tot en met SGR 12/1058 en SGR 12/1846) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1997 tot en met 2001, 2003 en 2004 opgelegde navorderingsaanslagen en de voor de jaren 2005 tot en met 2007 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven beschikking inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing