Hoge Raad, 29-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:129, 14/03975
Hoge Raad, 29-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:129, 14/03975
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 januari 2016
- Datum publicatie
- 29 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:129
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2020, Gevolgd
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBZWB:2014:4629, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/03975
Inhoudsindicatie
Artikel 27 van het Verdrag Nederland-België. Samenloop algemene compensatieregeling en 30%-regeling. Belgisch loon grensarbeider niet herrekend met toepassing van de 30%-regeling.
Uitspraak
29 januari 2016
nr. 14/03975
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juni 2014, nr. AWB 13/7474, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 29 september 2015 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
Na afloop van de daartoe gestelde termijn heeft belanghebbende een tweede reactie op de conclusie ingediend. Op dit stuk slaat de Hoge Raad geen acht.
2 Beoordeling van het middel
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende woont sinds 1 januari 2009 in Nederland. Hij werkte in dat jaar in loondienst bij de in België gevestigde naamloze vennootschap [A] N.V. (hierna: de werkgever). De werkgever beschikte over een vaste inrichting in Nederland. Belanghebbende verrichtte zijn werkzaamheden zowel in België als in Nederland.
Belanghebbende heeft samen met de werkgever verzocht om toepassing van de 30%-regeling ingevolge artikel 15a, lid 1, aanhef en letter j, van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2009, hierna: de Wet). Met dagtekening 5 februari 2009 heeft de Inspecteur het verzoek ingewilligd voor de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2018.
Ingevolge artikel 27, paragraaf 1, van het Belastingverdrag Nederland-België van 5 juni 2001 (hierna: het Verdrag), heeft belanghebbende recht op een door Nederland te verlenen vermindering van belasting (hierna: de algemene compensatieregeling voor grensarbeiders).
De looninkomsten van belanghebbende bedroegen in 2009 in totaal € 222.151. Over de in België gewerkte dagen heeft belanghebbende een bedrag van € 151.462 genoten (hierna: het Belgische loon); over de in Nederland gewerkte dagen € 70.689. De Inspecteur heeft belanghebbende bij de vaststelling van diens aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2009 aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend voor het Belgische loon.
Bij zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 heeft belanghebbende voor de berekening van de belastingvermindering op grond van de algemene compensatieregeling voor grensarbeiders het Belgische loon met toepassing van de 30%-regeling herrekend tot een bedrag van € 106.023. Deze herrekening leidde tot een hogere algemene compensatie voor grensarbeiders dan zonder toepassing van de 30%-regeling op het Belgische loon het geval zou zijn geweest.
De Rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende met de werkgever voor de in België te werken dagen geen vergoeding van extraterritoriale kosten afzonderlijk van het loon is overeengekomen. Naar het oordeel van de Rechtbank dient voor de berekening van de algemene compensatie voor grensarbeiders dan te worden uitgegaan van het Belgische loon zonder toepassing van de 30%-regeling en is derhalve voor herrekening van het Belgische loon met toepassing van de 30%-regeling geen plaats.
Het middel van belanghebbende keert zich tegen het hiervoor in onderdeel 2.2 vermelde oordeel van de Rechtbank. Het middel faalt aangezien dat oordeel juist is. In artikel 15a, aanhef en letter j, van de Wet zijn vrijgesteld vergoedingen ter zake van extraterritoriale kosten. Wanneer geen vergoeding is overeengekomen kan die vrijstelling niet worden toegepast. Voor (administratieve) splitsing van het loon van een werknemer in een deel loon en een deel dat de vergoeding vormt voor extraterritoriale kosten is dan geen plaats (vgl. de toelichting bij artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, Besluit van 20 december 2000, Stb. 2000, 640, blz. 20).
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.