Hoge Raad, 08-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1422, 15/05630
Hoge Raad, 08-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1422, 15/05630
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 juli 2016
- Datum publicatie
- 8 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:1422
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2015:5653
- Zaaknummer
- 15/05630
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
8 juli 2016
Nr. 15/05630
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 oktober 2015, nr. 15/00096, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Het eerste geding in cassatie
De uitspraak van het Gerechtshof Den Haag is op het beroep van de Staatssecretaris bij arrest van de Hoge Raad van 13 maart 2015, nr. 14/02141, ECLI:NL:HR:2015:557, BNB 2015/105, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.