Home

Hoge Raad, 09-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2029, 15/02022

Hoge Raad, 09-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2029, 15/02022

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 september 2016
Datum publicatie
9 september 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2029
Formele relaties
Zaaknummer
15/02022

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

9 september 2016

Nr. 15/02022

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 26 maart 2015, nr. 12/01146, op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidentele hoger beroep van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 12/377) betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling.

1 Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.

De Staatssecretaris heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.

Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend.

Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Beoordeling van de in het incidentele beroep voorgestelde middelen

3.1.

Aangezien de middelen I en II kennelijk alleen zijn voorgesteld voor het geval het principale beroep zou slagen, maar dit geval zich niet voordoet, behoeven deze middelen geen behandeling.

3.2.

Middel III kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Proceskosten

5 Beslissing