Hoge Raad, 16-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2082, 15/02193
Hoge Raad, 16-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2082, 15/02193
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 september 2016
- Datum publicatie
- 16 september 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:2082
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:1182, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/02193
Inhoudsindicatie
Proceskostenvergoeding. Vergoeding verletkosten voor bijwonen taxatie.
Uitspraak
16 september 2016
nr. 15/02193
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de erven van [A] te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 2 april 2015, nr. 13/00266, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost‑Brabant (nr. AWB 12/159) betreffende de ten aanzien van belanghebbenden gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten voor het jaar 2011 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z]. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2 Beoordeling van de middelen en de klacht
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning) bij de WOZ‑beschikking voor het jaar 2011 vastgesteld op € 350.000. Belanghebbenden hebben tegen de WOZ‑beschikking een bezwaarschrift ingediend.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen die uitspraak op bezwaar hebben belanghebbenden beroep ingesteld.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben belanghebbenden een rapport ingebracht van een op hun initiatief door een deskundige ingesteld bouwkundig onderzoek (hierna: het bouwkundig onderzoek).
Gedurende de procedure in hoger beroep hebben belanghebbenden twee maal overleg gehad met de heffingsambtenaar teneinde een compromis te bereiken (hierna: de compromissoire besprekingen).
Naar aanleiding van het onderzoek ter zitting van het Hof op 12 december 2013 heeft op 3 januari 2014 een inpandige taxatie van de woning plaatsgevonden, uitgevoerd door een door beide partijen aangewezen taxateur (hierna: de taxatie). Belanghebbenden zijn hierbij aanwezig geweest.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het beroep gegrond verklaard.
Het Hof heeft geoordeeld dat de door belanghebbenden verzochte vergoeding voor het bijwonen van het bouwkundig onderzoek, de taxatie en de compromissoire besprekingen niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien deze kosten geen kosten zijn als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit).
Voorts is het Hof voor de verletkosten van belanghebbenden in de hogerberoepsfase uitgegaan van uurtarieven van € 60 en € 65.
Het beroep in cassatie richt zich tegen ’s Hofs uitspraak met een klacht en twee middelen.
Het eerste middel komt met rechts- en motiveringsklachten op tegen het hiervoor in 2.1.7 weergegeven oordeel van het Hof.
Bij de beoordeling van dit middel wordt vooropgesteld dat in het Besluit het begrip ‘verletkosten’ niet nader is gespecificeerd. Blijkens de Nota van toelichting bij het Besluit (Stb. 1993, 763) worden tot de verletkosten in de zin van het Besluit gerekend kosten van tijdverzuim voor bijvoorbeeld het bijwonen van een zitting. Tijdverzuim door bijvoorbeeld het lezen van stukken valt, zo blijkt uit de Nota van toelichting, niet onder de verletkosten die op grond van het Besluit voor vergoeding in aanmerking komen. In de Nota van toelichting bij het Besluit is aldus geen limitatieve opsomming van ‘verletkosten’ opgenomen, maar wordt slechts een voorbeeld gegeven van kosten van tijdverzuim die tot de verletkosten worden gerekend. Behalve de kosten in verband met het persoonlijk bijwonen van de zitting, komen als verletkosten voor de fase van (hoger) beroep tevens in aanmerking de kosten van tijdverzuim die een belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met onderzoekshandelingen (i) die plaatsvinden op initiatief van de rechter, zoals het instellen van een onderzoek ter plaatse door de rechter, of (ii) tot het verrichten waarvan de rechter een partij of de partijen uitdrukkelijk in de gelegenheid heeft gesteld, zoals het doen instellen van een onderzoek door een deskundige.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat belanghebbenden aanspraak kunnen maken op vergoeding van verletkosten in verband met de taxatie. Weliswaar vond de taxatie plaats door een taxateur die door partijen was aangewezen, maar partijen werden, blijkens het proces‑verbaal van de zitting van het Hof, door de voorzitter uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld om een zodanige taxatie te laten uitbrengen. Het middel slaagt derhalve in zoverre. Voor het in aanmerking nemen van verletkosten in samenhang met het bouwkundig onderzoek en de compromissoire besprekingen is geen plaats. Deze handelingen vonden niet plaats op initiatief van de rechter; evenmin gaat het om handelingen die partijen hebben verricht na uitdrukkelijk daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld door de rechter. In zoverre faalt het middel.
Het tweede middel, dat zich richt tegen het hiervoor onder 2.1.8 weergegeven oordeel van het Hof, slaagt eveneens. Uit de stukken van het geding en de processen-verbaal van de zittingen blijkt dat tussen partijen voor het Hof buiten geschil was dat de uurtarieven van belanghebbenden voor verlet € 75 en € 85 bedroegen. Het Hof is derhalve buiten de grenzen van het geschil getreden door desalniettemin de uurtarieven op € 60 en € 65 vast te stellen.
De klacht en het eerste middel voor het overige falen. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klacht en het middel in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Gelet op het hiervoor in 2.2.1 tot en met 2.2.3 overwogene kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De door belanghebbenden in hoger beroep gemaakte verletkosten betreffende de taxatie dienen te worden vergoed. Voorts dienen uurtarieven voor verlet gehanteerd te worden tot bedragen van € 75 en € 78 respectievelijk € 80 (naar het in 2013 en 2014 geldende maximum uurtarief in artikel 2, lid 1, aanhef en letter d, van het Besluit). Voor de door belanghebbenden in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten leidt dit tot een vergoeding van in totaal € 902,30. Dit betekent dat de door de heffingsambtenaar te vergoeden kosten in totaal € 1113,40 bedragen.
3 Proceskosten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.