Home

Hoge Raad, 14-10-2016, ECLI:NL:HR:2016:2300, 16/00801

Hoge Raad, 14-10-2016, ECLI:NL:HR:2016:2300, 16/00801

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 oktober 2016
Datum publicatie
14 oktober 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2300
Formele relaties
Zaaknummer
16/00801
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 4:17

Inhoudsindicatie

Art. 4:17 Awb. Aan een schriftelijke ingebrekestelling ter activering van de dwangsom te stellen eisen (zie ook HR 10 juni 2016, nr. 15/00425, ECLI:NL:HR:2016:1121, BNB 2016/178, en HR 10 juni 2016, nr. 15/04352, ECLI:NL:HR:2016:1124, BNB 2016/179).

Uitspraak

14 oktober 2016

nr. 16/00801

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 december 2015, nr. 14/00829, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 12/3443) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De beroepschriften in cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Belanghebbende en de Staatssecretaris hebben over en weer een verweerschrift ingediend.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1.

Belanghebbende heeft op 31 mei 2011 de eigendom verkregen van een onroerende zaak. Te dier zake heeft hij op 30 juni 2011 op aangifte een bedrag aan overdrachtsbelasting voldaan.

2.1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen het op deze aangifte voldane bedrag.

2.1.3.

Vervolgens is tussen de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur uitvoerig gecorrespondeerd over dit bezwaar.

2.2.

Bij uitspraak van 14 juni 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard. Hierbij heeft hij, op grond van het bepaalde in artikel 4:18 van de Awb, beslist dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor toekenning van een dwangsom in de zin van artikel 4:17 e.v. van de Awb. Op het hiertegen door belanghebbende ingestelde beroep heeft de Rechtbank beslist dat geen ingebrekestelling in de zin van die bepaling heeft plaatsgevonden.

3 Beoordeling van de door belanghebbende voorgestelde middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Beoordeling van de door de Staatssecretaris voorgestelde middelen

5 Slotsom

6 Proceskosten

7 Beslissing